Een verontschuldiging
De naald zwiept heen en weer. Even blijft hij staan en wijst zachtjes wiegend de richting van de Ochtendster aan, nog net zichtbaar als de eerste zonnestralen over de horizon kruipen. Sinn und Bedeutung, denk ik, misschien kunt u me helpen, Herr Frege. De zon glijdt verder en er dansen vlekjes voor m’n ogen als ik de Ochtendster weer probeer te zien. Tevergeefs, ze is verbleekt. De naald schiet er weer vandoor.
Ik dacht altijd dat het zou zijn zoals in de film: begeleid door meeslepende muziek doorgaat de protagonist een proces waarna hij of zij het juiste doet. Goed gevoel bij iedereen op de bank: dat wil ik ook, dat kan ik ook. Maar een moreel dilemma zou geen dilemma zijn als het geen dilemma was. En dat is het dan ook, nog steeds, hier loodrecht onder de zon.
Moreel dilemma (het; o; meervoud: dilemma’s). De kans om iets goeds, het juiste, te doen. Maar, het juiste heeft een prijs, en je kunt als je het goede doet daarna niet van de daken schreeuwen hoe goed je het juiste hebt gedaan. Nee, je moet het doen met de persoonlijke wetenschap dat je het juiste hebt gedaan. Maar ben je het zelf wel waard, die prijs die je betaalt om dit juiste te doen?
Of je kiest voor die andere optie. Kost je niets, en niemand hoeft het te weten. Toch knaagt de twijfel: het is niet juist, en dan moet het wel iets kosten, iets wat je nu niet overziet. Of niet? En hoeveel wijkt de naald van mijn kompas af?
Ik mis de meeslepende muziek, het goede gevoel op de bank.
De zon zakt richting de horizon, langzaam wordt de Avondster zichtbaar. Als een doffe klap op mijn hoofd komt het besef. Sinn, Ochtendster, Avondster, het maakt niet uit. Het is de naald die hier elke keer tussen laveert, de Bedeutung, mijn Venus, mijn twijfel, die telt. Want wat ik ook zal kiezen, ik heb getwijfeld, heb het onjuiste overwogen. Zoals een prachtige jurk haar glans verliest als je weet dat ze is gemaakt door slavenarbeid in smerige ateliers, haalt mijn twijfel de glans van een mogelijk juiste keuze.
De laatste zonnestraal is teruggekropen achter de einder, het is donker, de Avondster fonkelt. Mijn hoofd bonst en ik durf niet naar het kompas te kijken, bang wat het van haar glans ontdane instrument me zal vertellen. Voor ik mezelf kan helpen steel ik een korte blik. Mijn angst wordt bewaarheid: de naald is trillend tot stilstand gekomen.