Geen aanzien voor afzien
Ja, ik kan als representant van ons spartelende leerkrachtengilde een betoog houden over de ophanden zijnde landelijke stakingsactie op 5 oktober. Ik onderschrijf de argumenten van de initiatiefnemers, maar het onderwerp wordt in de media behoorlijk overbelicht en als ik er nu ook nog over doordram, zouden jullie kunnen denken dat wij alleen maar kunnen zeuren over geld en werkdruk.
De waardering van onze noeste arbeid is natuurlijk uit te drukken in euro’s. Minder grijpbaar is het aanzien van het beroep leraar. De huidige wereld zou de huidige wereld niet zijn als we niet overal lijstjes voor hadden. Zo hebben wij dit ook voor de ‘status’ van beroepen. En de docenten hebben op deze lijst een collectieve vrije val ingezet. Bekleedden wij leraren primair onderwijs in 2006 nog een verdienstelijke 42e plek, nu moeten we het doen met de 69e. We staan ‘nog maar net boven de boekhouder en de secretaresse’. Sneu, toch?
Nu kun je bij een lijst als deze natuurlijk vraagtekens zetten. Zoals bij iedere samenvatting, iedere weergave van ‘het gemiddelde’: het kan een graadmeter zijn maar ook een knikje in een bepaalde richting. Ik voel mij niet minder belangrijk dan een gemiddelde rechter (nummer 2) of hoogleraar (nummer 10). Maar ik ben ook zeker niet méér waard dan een campingeigenaar (nummer 89, maar hoe heerlijk moet dat zijn …) of een vuilnisman, onze rode lantaarndrager (nummer 138). Sterker nog: vuilnismannen worden eerder gemist dan leraren, ben ik bang. Ik heb een aantal jaren geleden in Amsterdam rondgelopen toen de gemeentelijke vuilnisophaaldienst staakte en de geur zit nóg in de kleren die ik toen droeg. Er zijn zo honderd beroepen met een hoger aanzien te vinden die minder essentieel zijn voor onze samenleving dan dat van vuilnisman. Maar je hoort moeders nog altijd het volgende zeggen tegen hun onwillige kroost: ‘Als je op school je best niet doet, word je net als die meneer daar.’ Wijzend naar een hard werkende boom van een vent die een volle bak van de stoep rolt, voor dag en dauw opgestaan om de mensen met hoger aanzien te ontdoen van hun onbewust aangelegde collectie meuk.
Dit stuit mij ontzettend tegen de borst. Het neerkijken op iemand vanwege zijn professie vind ik veel erger dan de duikvlucht van mijn eigen beroep op de lijst. Wat maakt iemands beroep zo belangrijk? Waarom kunnen we meer respect opbrengen voor een chirurg (nummer 1) dan voor een ‘medewerker strijkservice’? (nummer 136) Omdat een chirurg een knapper kunstje doet? Langer doorgestudeerd heeft? Ouders had met meer geld? Van geboorte doorgaans een ‘gewone Nederlander’ is? Er wordt mijns inziens te veel gekeken naar het beroep van iemand en niet of iemand een onbaatzuchtig, vriendelijk persoon is of een egoïstisch, leugenachtig onderkruipsel (nummer 5).
Maar ja, ik ben natuurlijk ook maar een zachtgekookt, zeurend meestertje.