Geleefde ervaring
Confrère Maarten wierp in zijn laatste column, getiteld Filosofische computers, een interessante vraag op. Die luidde: “kan een computer ooit echt doen wat wij doen; bewust zijn, ervaren, voelen, verbeelden?”
Ik ben niet thuis in de filosofie van de geest en heb ook geen verstand van de werking van het brein, maar laat ik mij toch eens buigen over de vraag in kwestie. En laat ik dit doen vanuit een positie waarin wij allen elkaars gelijken zijn, te weten vanuit het mens-zijn, en dan wel in het bijzonder vanuit het perspectief van onze artistieke aanleg. Om aan de kunst deelachtig te worden, hoeft men immers niet op de hoogte te zijn van de fysische gesteldheid der dingen. Niet door de rede voelen wij ons in eerste instantie aangetrokken tot kunst, maar door het gevoel.
Het gevoel dat het menselijk wezen bij dingen kan hebben, is nooit eenduidig. Gevoelens gaan samen met gedachten, stemmingen en sferen die het resultaat zijn van karakter en ervaringen die in het leven zijn opgedaan. Het mag onze denkbeeldige computer van de toekomst dus niet gaan ontbreken aan levenservaring. De computer zal moeten opgaan in een complexe leefwereld vol heterogene indrukken, zal een hypergevoelig lichaam moeten hebben dat genotsmomenten ervaart maar ook ziek wordt. Van de computer dient te worden verlangd dat die net als wij pijn en angst doorstaat, gebukt gaat onder neurosen, fobieën, obsessies en psychosomatische stoornissen. De computer mag de liefde ook niet ontzegd worden, zal zorg moeten dragen en zijn sterfelijkheid onder ogen moeten zien.
Precies deze niet reduceerbare ervaringen drijven ons ertoe kunst te maken en van kunst te genieten. Kunst biedt troost. Zal de computer ooit kunst kunnen maken, een muzikale compositie bijvoorbeeld? De computer kan zo geprogrammeerd worden dat deze alle regels van een fuga zou kunnen toepassen, maar zal de computer dit ook op een creatieve wijze kunnen doen, zoals Bach dit kon? De ware kunst houdt zich weliswaar aan bepaalde regels, maar transcendeert deze ook. Het kunstwerk wordt gekenmerkt door een zich aan de tijd en conventie ontrukkende individualiteit. Deze individualiteit staat niet als een platoons idee in de sterren geschreven, als een gefixeerd Zijn dat erop wacht door ons mensen ‘ontdekt’ te worden, maar wordt gevormd door die grillige stroom des levens waarin wij onszelf plompverloren aantreffen. Het leven en de kunst zijn als die woeste rivier van Heraclitus die wij maar niet weten te bedwingen.
De wezenlijkheid van het door het leven getekende kunstwerk ligt in de haast ondefinieerbare details van zijn aanwezigheid en niet in de formele stijlkenmerken die de vorm van zijn aanwezigheid bepalen. Dus een schilderij van Rembrandt is Barok in stijl maar Rembrandt in zijn wezen en door dit wezen bevrijdt het zich van temporele en ruimtelijke begrenzingen; wanneer inspiratie in de kunstenaar aanwezig was, opgeroepen door een veelvoud aan oorzaken, variërend van door hem bewonderde kunst tot enerverende levensgebeurtenissen, legde deze energie van inspiratie een unieke koers af in het lichaam en de geest van de unieke, complexe figuur die Rembrandt was, een output genererend van de meest originele soort, die geen eenduidige stemming uitdrukte maar meervoudige geestestoestanden, allemaal gevangen binnen de hoeken van de lijst, binnen dit raamwerk in leven gehouden, anderen inspirerend en zo nieuw leven brengend.
Om te kunnen ervaren wat wij ervaren moet de computer net als de mens een permanent gebrek ondervinden, een existentiële feilbaarheid. Hieruit vloeien onze ideaalbeelden voort, onze poëtische visioenen en utopische queesten. Die drijven ons vooruit, vormen de horizon waaraan wij ons vastklampen. Bereiken zullen wij deze horizon echter niet. Dat is de faustische tragiek van het leven, hoewel het ook wel iets heilzaams heeft. Want de onbereikbaarheid van het gedroomde voedt de creatieve geest en genereert geïdealiseerde versies van de ontoereikende werkelijkheid in onze verbeelding. Uit deze bron der verbeelding, die als een vergelding op het leven is, ontspringt ook de fascinerende gedachte aan de denkende en voelende computer, geschapen naar ons beeld en als onze gelijkenis.
Existentieel feilbaar, nou dat is mijn computer wel hoor, laatst nog een harddisk transplantatie moeten uitvoeren ;) Inderdaad, andere eigenschappen zoals het kunnen voelen, het lijden, lust etc. zullen moeilijker te programmeren zijn. Maar ik acht het niet onmogelijk. Uiteindelijk bestaan wij ook uit een biologisch programma (DNA) dat later wordt gevuld met een cultureel programma (geloof, ervaring, waarneming, kennis/geheugen etc).
Ik neem mijn woorden terug. Ik breng liever de dag met een (groepje) mens(en) dan machines door als dit mijn laatste dag zou zijn.