Ik ben toch niet gek
‘We leven in een mannen-geprivilegieerde samenleving! Terwijl mannen met alles slechter presteren dan vrouwen.’ Fantastisch. Mijn vrouwelijke collega met hittegolf-BMI heeft de koffiekamer weer gevuld met haar feminisme 2.0. Ik haal m’n koffie wel een verdieping lager. ‘Wat een schaap’ denk ik terwijl het automaat zwarte koffie in m’n beker spuugt. Ach, tijd om te blijven hangen in de koffiekamer had ik toch niet, ik moet de trein halen, een vergadering in Amsterdam.
De roltrap levert me af op het perron, midden in een meute kirrende dames met rolkoffertjes, rugzakjes en heuptasjes. Een handjevol eega’s die meegetorst zijn waaien zichzelf met gedoofde ogen koelte toe met de in overvloed aanwezige Libelles. ‘Deze trein zal een extra stop maken, in verband met de Huishoudbeurs’ vertelt de omroepstem mij, net iets te vrolijk. De trein rolt het station binnen en voordat ik me heb kunnen ontworstelen begint de kudde met de nog rijdende trein mee te lopen. Niet dat dit enige zin heeft, de trein is toch sneller en vooral lang genoeg, maar dit inzicht lijkt hier niet besteed. Een zee van zwiepende bovenarmen en ratelende koffertjes voert me mee de trein in. ‘Volgzame schapen’ denk ik, terwijl de deuren zich sluiten.
Nadat de trein bij RAI haar kleurrijke inhoud heeft uitgebraakt kom ik ook aan bij mijn station en loop richting de uitgang. Onderweg pak ik een gratis krant. ‘Consumenten willen beschrijvingen op homeopathische middelen weer terug op de verpakking’ schreeuwt een kop me toe. Ach ja, sinds een tijdje mag op een homeopathisch middel niet meer staan waar het voor bedoeld is, omdat de werking niet bewezen is. En nu weten mensen niet meer welke van de doosjes met identiek water bedoeld was voor kriebelhoest en welke voor jubeltenen. ‘Water is water, domme, volgzame schapen’ denk ik, en loop het gebouw binnen waar de vergadering plaatsvindt.
De vergadering is saai, op een manier zoals alleen vergaderingen dat kunnen zijn. Omhaal van woorden, onnodige herhaling, en de obligate aanwezigheid van collega ik-snap-het-niet-maar-dat-zeg-ik-niet-want-ik-vind-mezelf-best-slim-maar-kan-je-het-toch-nog-eens-uitleggen, geven vergaderingen deze unieke dimensie van saaiheid.
Drie uur van mijn leven later sta ik weer buiten. Terwijl ik geniet van de frisse uitlaatgassen na het bedompte vergaderkamertje komt collega ik-snap-het-niet naast me staan. ‘Jij moet toch ook naar Utrecht, of niet?’ vraagt hij. ‘Ja’ zegt mijn mond voordat ik er erg in heb.
In de trein terug zie ik het pas, hij heeft sokken met panda’s erop aan. Panda. Sokken. Snel kijk ik weer naar buiten, maar het is te laat. M’n collega heeft me zien kijken en bestijgt z’n stokpaard. De rest van de rit tilt hij de ene na de andere panda op een voetstuk. Panda’s zijn slim, lief, sociaal, knuffelbaar, en monochroom. Ik vertel hem maar niet dat panda’s een spijsverteringsstelsel en gebit van een carnivoor hebben, terwijl ze uitsluitend bamboe eten. Niet zo slim dus. ‘Misleid, dom, volgzaam schaap’ denk ik, en kijk naar buiten, naar de koeien in de wei. Koeien. Daar heb je tenminste wat aan.
De voordeur valt in het slot en ik gooi m’n spullen neer. Met een plof laat ik me op de bank vallen. Wat een dag. Tijd voor wat ontspanning. Ik zet m’n aluminiumhoedje op, pak m’n Scientology trainingenboek erbij en begin aan m’n oefeningen. Die Xenu, dat was me toch een bijzondere buitenaardse leider. Wreed, maar niet dom. Heel anders dan die schapen van vandaag. ‘Gelukkig ben ik niet zoals zij zijn’ denk ik, terwijl ik de bladzijde omsla.
RT @kafBlog: Nieuwe #column : Ik ben toch niet gek (Nilkin) — http://t.co/qdd9nEJoz7 #Kaf #Nieuw