Socioloog versluiert integratieprobleem
“Het gaat goed met de integratie”, zo luidt de tekst op de voorpagina van het laatste nummer van alumnimagazine Illuster van de Universiteit Utrecht. Is dat zo? Dagelijks verschijnen er berichten in de media over de rekrutering van jihadstrijders, de toestroom van jihadisten uit Nederland (en de rest van Europa) naar de Islamitische Staat in Irak en Syrië en over de uitgaande dreiging van Nederlandse jihadstrijders die terugkeren uit de conflictgebieden. En aan morele steun ontbreekt het deze moslimstrijders ook niet; driekwart van de Nederlandse moslims vindt Syriëgangers helden.
Maar volgens hoogleraar sociologie Frank van Tubergen, die een meerjarig onderzoek onder 20.000 jongeren in verschillende Europese landen coördineert, is de berichtgeving in de media misleidend. Zijn resultaten laten namelijk een heel ander beeld zien. De ‘religieuze betrokkenheid’ zou gestaag afnemen en de islamitische jeugd zou in rap tempo assimileren. Terwijl andere onderzoeken laten zien dat West-Europese landen duizenden Syriëgangers leveren, wijst het onderzoek van Tubergen uit dat het slechts ‘een heel klein groepje’ is dat radicaliseert. Dat zijn gewoon jongens ‘met heel veel boosheid in hun hoofd’, zegt de hoogleraar. En waarom ze radicaliseren? ‘Daar valt heel weinig over te zeggen.’
Tubergen heeft ten dele gelijk wanneer hij zegt dat de Syriëganger moeilijk te typeren is. Er is enorm veel variatie qua opleidingsniveau en sociaaleconomische status onder jihadisten die zich aansluiten bij IS en Jabhat al-Nusra; onder hen bevinden zich uitkeringstrekkers uit achterstandswijken maar ook medicijnenstudenten die bereid zijn hun goede maatschappelijke vooruitzichten te grabbel gooien voor het gedroomde kalifaat. Maar wat hebben deze boze jongens (en meisjes) dan met elkaar gemeen? Op basis waarvan gaan zijn naar Syrië? Welnu, op basis van de islamitische geloofscultuur die zij met elkaar delen.
Maar over cultuur en ideologie wil professor Tubergen het helemaal niet hebben. Hij wil ons juist ervoor waarschuwen om niet te snel kritiek te leveren op andermans cultuur omdat dit de sociale cohesie zou ondermijnen. Mensen die kritisch staan tegenover de islam zijn gewoon bang, zegt hij. In zijn onderzoek typeert hij deze mensen als ‘angstmensen’. Deze onnozele en kleinburgerlijke PVV-stemmers uit de provincie zijn er gewoon niet aan gewend contact te hebben met buitenlanders. In de grote stad, waar het wemelt van de allochtonen, zou het multiculturalisme grootschalig gehuldigd en gevierd worden door de autochtone bevolking.
En hoe zit het met de gigantische criminaliteit onder Marokkaanse jongeren? Dat komt gewoon omdat deze jongeren een slechte startpositie hebben, uit achterstandswijken komen, laag opgeleid zijn, foute vriendjes hebben, enzovoort. Ieder menselijk handelen wordt door de liberale professor herleid tot sociaaleconomische omstandigheden. Dat mensen ook een eigen verantwoordelijkheid hebben, komt niet bij hem op. De cultuur die men aanhangt, de ideeën die men koestert, spelen geen enkele rol. Zet nog een extra buurthuis neer, verhoog de uitkeringen, en de ‘ettertjes uit Kanaleneiland’ veranderen prompt in vredelievende engeltjes. Maar hoe verklaren wij dan het feit dat die Marokkaanse ‘ettertjes’ een specifieke voorkeur hebben voor het uitschelden van Nederlandse vrouwen voor ‘kankerhoer!’ en het liefst homoseksuelen en Joden in elkaar meppen? En laat de massale toestroom naar Syrië vanuit de Europese moslimgemeenschap niet precies het omgekeerde zien van wat de professor beweert, namelijk dat niet de sociaaleconomische status maar juist de cultuurreligieuze ideeën die men aanhangt doorslaggevend zijn en dat deze ideeën ook gericht kunnen zijn op het absolute kwaad? Want zij roepen ‘Allah is groot’ wanneer zij hoofden afhakken, vrouwen verkrachten en kinderen martelen.
De inzichten van Tubergen worden becommentarieerd door drie allochtone studenten met een islamitische achtergrond. Zij spreken wél expliciet over cultuur. De eerste zegt afstand te nemen van IS maar zegt daarbij ook dat hij zich niet geroepen voelt meer afstand te moeten nemen dan een autochtone Nederlander dat zou moeten doen. De islam van de IS-aanhangers is namelijk niet de zijne. De tweede stoort zich aan de ‘negatieve en generaliserende opmerkingen’ die autochtone Nederlanders weleens maken ten aanzien van haar cultuur. Dit zou ‘racistisch’ zijn. De derde zegt ‘te hopen op respect voor hun cultuur.’ Maar, zo meent hij, ‘dat lukt alleen als mensen met ons durven communiceren. Laat ze vragen stellen. Dat heb ik liever dan dat ze achter mijn rug respectloze uitspraken doen.’
Graag ga ik met deze studenten in gesprek, en heb ik tal van vragen aan hen te stellen. Aan de eerste student zou ik vragen waarom het onder moslims zo ontbreekt aan zelfkritiek, waarom het muisstil blijft rondom de gruweldaden van IS die worden gepleegd in de naam van hun geloof, terwijl men met betrekking tot Israël geen kans onbenut laat massaal protest te laten horen. Is dat omdat Jodenhaat inherent is aan zijn cultuur? Aan de tweede student zou ik vragen waarom moslims vaak zulke lange tenen hebben, zo slecht tegen kritiek kunnen, en bij kritiek onmiddellijk de slagzin ‘dit is racistisch!’ uitkramen, alsof kritiek op geloof iets met de afkeer van een ras van doen zou hebben. Ook zal ik vragen of ze het overigens wel terecht vindt het begrip racisme aan te wenden ter verdediging van een cultuur die openlijk en fanatiek antisemitisch is. Aan de derde student zou ik willen vragen of hij zijn hoop op respect zou willen laten varen. Ik zal nooit respect kunnen opbrengen voor een cultuur waarin jonge vrouwen gedwongen worden tot een huwelijk met naaste familieleden, een cultuur waarin een moordlustige profeet wordt vereerd die met een zevenjarig meisje trouwde, een cultuur wier helden naar Syrië en Irak gaan om onschuldige mensen op brute wijze te vermoorden met het doel in een pornoparadijs terecht te komen waarin 72 maagden als beloning klaarliggen om genomen te worden, een cultuur die een god prijst die joden en christenen uitscheldt voor varkens, apen en ezels en oproept ongelovigen af te slachten. Waarom zou ik respect moeten opbrengen voor een cultuur die geen respect heeft voor mij?
Ja, ik zou deze studenten willen vragen of zij ook weleens stilstaan bij de gevoelens van hun seculiere medemens, die zich misschien weleens beledigd zou kunnen voelen door al die achterlijke, primitieve en intolerante islamitische geloofsuitingen waarmee zij dagelijks, geheel ongevraagd, worden geconfronteerd. Ik zou hen willen vragen eens op te houden met het eisen van respect en te leren inzien dat wij in het Westen een open en seculiere cultuur kennen, een cultuur die films voortbrengt als “The Life of Brian”, een cultuur waarin spot en ironie mogelijk zijn ten opzichte van al te verstikkende heiligheid, een cultuur waarin men in ferme bewoordingen harde kritiek op elkaar mag uiten zonder gelijk met de dood te worden bedreigd, een cultuur waarin je respect niet zomaar kunt eisen maar moet verdienen.
Aldus, laat het integratievraagstuk zich inzichtelijk maken door middel van analyse van sociaaleconomische factoren? Neen. It’s not the economy but the culture, stupid!
Nieuwe column: Socioloog versluiert integratieprobleem ( Victor ) — http://t.co/8ruSjanY3k #Kaf #Nieuw