Toewijding of gekkenwerk
‘Bas, kun jij me helpen?’ Mijn collega staat met smekende ogen en knikkende knieën in de deuropening van mijn klas. Gisteren heeft ze nog vanuit haar huis voor school gewerkt. Maar nu kan ze het bestand niet meer vinden. Gelukkig voor haar heb ik wel een vermoeden waar het kan staan en ja hoor, na enkele seconden tref ik het aan. Ik zie dat ze er tot half elf ’s avonds mee bezig is geweest. Mijn collega rent juichend door haar lokaal, alsof ze de winnende goal heeft gescoord in de finale van de Champions League. Ondertussen denk ik bij mezelf: werken tot half elf…! Helaas is dit geen uitzondering.
Het onderwijs is de sector waarin relatief de meeste burn-outs voorkomen. Maar hoe kan dat nou? We hebben veel vakantie. Leggen dagelijks simpele zaken uit aan een stel kínderen, nota bene. Kinderen die drie, vier koppen kleiner zijn dan wij en die wij in enkele zinsneden onder de tafel kunnen lullen, mocht dat nodig zijn. We hoeven geen targets te halen om onze baan te behouden en hebben regelmatige, keurig in de CAO vastgelegde werktijden en –uren. En toch overweegt één op de acht leraren (kids, dat is dus 12,5%) een carrièreswitch. Zijn wij kampioen moeilijk doen? Zijn wij doetjes die niks gewend zijn? Dit heb ik lange tijd gedacht. Maar ik vrees dat ik het inmiddels wél snap.
Zo’n tien jaar geleden begon mijn ‘carrière’ in het onderwijs. Als man kwam ik snel aan de bak. Bij toeval werd ik ict’er op school. Ik schoof een salarisschaal door en ging dus meer verdienen. Mijn collega’s en leerlingen konden immers niet vooruit zonder mijn ict-kennis en –kunde. Binnen korte tijd genoot ik een bepaalde status. Lessen maken en voorbereiden, lesgeven en bezig zijn met educatieve software en apparatuur zijn de bezigheden waar ik van geniet. Maar daar houdt het wel zo’n beetje op. Handelingsplannen schrijven en evalueren, toetsen nakijken, remediëren, gesprekken voeren met ouders en externe partijen, het kan me allemaal gestolen worden. Maar het moet gebeuren. Als leerkracht moet je van alle markten een beetje thuis zijn. Het is een afwisselend beroep en dat is leuk, maar ook een enorme valkuil: echt goed werk leveren op één front betekent vrijwel altijd kwaliteit inleveren op andere punten óf menig avonduurtje bezig zijn met je werk. Meestal de mindere leuke zaken.
Wij worden niet ontslagen als onze leerlingen slecht presteren, maar dit kunnen wij niet over ons hart verkrijgen. Wij willen het beste uit onze leerlingen halen en als dat overwerken betekent, dan moet dat maar. Het resultaat van ons overwerk is vrijwel nooit direct en concreet terug te zien en dat frustreert. En dan voelt toewijding als gekkenwerk. Maar wij zijn dan nét weer te trots om dit toe te geven.
In het HBO vind ik het meevallen. Ik geef zelf les op de HKU, maar mijn vader geeft les op een middelbare school. Heeft net een burnout te pakken. 63, hoop ervaring. Ik heb ook op een MBO gewerkt. NOOIT MEER. Waarom is het zo zwaar? Verantwoordelijkheid. Maar niet alleen in de zin zoals je het in je stuk beschrijft. Het is zo dat een hoop mensen in je klas geen verantwoordelijkheid hebben, of voelen, of kunnen. En die verantwoordelijkheid moet je al docent (deels) dragen. Op het moment dat de studenten het niet nemen en je leidinggevenden je wel afrekenen op hun prestaties (ja maar als er zo veel mensen een onvoldoende hebben, dan kan het toch niet aan hèn liggen? Dat geloof ik echt niet) dan ben je dus gevangen in een web van hongerige pubers, leidinggevenden die je niet steunen en een als maar groeiend web van regelgeving die je beperkt in je middelen (zoals je school die gekort wordt als de prestaties niet goed genoeg zijn en mensen die denken dat elk jaar gemiddeld hetzelfde scored). En dat levert zorgen op, veel zorgen en dus veel stress. Dan kunnen ze je wel meer vakantie geven, maar dan heb je gewoon meer tijd thuis om je zorgen te maken. Haal maar 4 weken vakantie er af, maar neem een groot deel van de zorgen weg en de docenten worden minder vaak overspannen.