Aanvliegen
‘We moeten even kijken hoe we dit probleem gaan aanvliegen.’ Heerlijk, ik hoor het de directeur van de basisschool waar ik werk zo zeggen. Je stelt je er ook meteen een sierlijke zwaan of een strepen trekkend vliegtuig bij voor. Management en beeldspraak, twee handen op één buik.
Nu is er volgens mij wel een probleem dat directies van basisscholen per direct dienen aan te vliegen: het voetbal in de pauzes.
Op het voetbalveld vind je tegenwoordig een andere uitleg van het werkwoord ‘aanvliegen’. Het probleem uit de directiekamer wordt dan terloops vervangen door een tegenstander of de scheidsrechter. Je ziet het in alle profcompetities voorbij komen. Maar zelfs op het niveau waar ik iedere zondag mijn beperkte kwaliteiten aan de dag leg, slaat men elkaar grommend en scheldend de hersens in. Hoewel de belangen in onze kelderklasse zeer klein zijn, is het gif er niet minder om. Supporters op de tribune delen mee in de beestvreugde. Alle mooie gestes ten spijt, ze laten zich toch vaak anders kennen.
Voetballers uiten tijdens wedstrijden vaak zowel verbaal als fysiek hun ongenoegen. Bij andere sporten zie ik dat veel minder. Sterker nog, daar wordt vaak gekscherend naar voetbal verwezen als een speler boos reageert op een beslissing van de scheids. Niet lullen maar spelen. Hup.
Hoe komt dit? Zijn voetballers per definitie heetgebakerde mannetjes wier onbevredigde scoringsdrift ontaardt in bloeddorst? Is het platte veld slechts schijn en spelen wij op een apenrots? Het zou in het spel zelf kunnen liggen, heb ik weleens gedacht. Een scheidsrechter om de boel in goede banen te leiden is niet genoeg. Elektronische hulpmiddelen (gemeengoed in tal van ‘kleinere sporten’) zijn jarenlang angstvallig van de velden weggehouden, omdat… eh…?
Terug naar het schoolplein, de vredige plek waar onze leerlingen even lekker kunnen spelen.
‘Krijg de tering!’ Aldus een monter knaapje uit groep 4 in het speelkwartier tegen een klasgenootje. Tijdens het voetballen. Of hij weet wat tering betekent, weet ik niet. Wat ik wél weet is dat ‘the beautiful game’ op het schoolplein helaas ook niet altijd even ‘beautiful’ is. Opstootjes zijn aan de orde van de dag. Fanatisme wordt ongemerkt getransformeerd tot vijandige agressie. ‘Children see, children do.’ En na zo’n speelkwartier blijft de licht ontvlambare atmosfeer nog lang voelbaar in de klas. Mijns inziens kunnen wij leerkrachten weinig aan dit verschijnsel doen. Het pedagogisch gesprek brengt soms wat rust en ontspant menig gebalde vuist. Maar in de volgende pauze wordt alles weer vergeten: de strijdlustige oermens wordt wakker. Voor de directies die dit probleem proberen aan te vliegen heb ik een kort maar krachtig advies. Met pijn in het hart zeg ik: verban het voetbal van het schoolplein. Want voetbal is oorlog.