Als de speelruimte ontbreekt
Spoorrails denderen punctueel dreunend onder mij door. Wie goed let op het ritme van de stroboscoop, veroorzaakt door de voorbijflitsende staanders die de bovenleiding ondersteunen, kan vrij nauwkeurig schatten hoe ver deze palen uit elkaar staan. De georganiseerde perfectie in symmetrie is noemenswaardig aanwezig, tot in ieder detail. Dit moet een genot na voltooiing zijn geweest, voor uitvoerders. Er is helaas niemand anders die zich echt wezenlijk druk maakt over dat de spoorrails of diens staanders op exact de micrometer af nauwkeurig van elkaar zijn geplaatst, maar voor de boeken is het fijne wetenschap. We lopen liever alle dagen op onze tenen dan het risico op een foutje.
Johannes Vermeer
Aan mijn rechterzijde passeert een landschap dat Johannes Vermeers ambitie zou tergen: met sloten aan elkaar genaaide weilanden, waarvan het groene gras onnatuurlijk fier en strak overeind staat. De waterrimpels vooraan in de sloot ogen haast fotorealistisch, terwijl de lucht schilderachtig aandoet. De oplettende kijker signaleert boerderijen – al dan niet met een fabrieksloods ernaast – die zijn ontdaan van iedere identiteit. Weilanden worden afgewisseld met in perceel aangelegde loofbossen; bomen staan in keurige rijen opgesteld. Het enige verschil per bos is de soort boom.
Jozef Stalin
Aan mijn linkerzijde rijdt de stad als uit een natte droom van Jozef Stalin voorbij: appartementencomplexen, het ene nog troostelozer, grijzer en grauwer dan het andere. Het is alsof de gebouwen communiceren naar elkaar allemaal even kansloos te zijn, allemaal even afhankelijk van elkaar door het leven te moeten. Wie boven het maaiveld zou uitsteken door anders – al dan niet zichzelf – te zijn, vindt z’n doodvonnis. Nergens vindt men vertier, afleiding, vreugde; er overheerst een bruingrijze, stenen leegte binnen symmetrische lijnen en vlakken. Alsof gebouwen huilen; zo verhullen zij collectief verdriet en gemis. De bewoners weten niet beter; men vindt in onwetendheid hun zegen. Zij hebben bovendien een prachtig uitzicht over de weilanden.
Hologrammen
Vroeger was er stedelijke variëteit, nu is er enkel stad in ons land. Want die weilanden zijn niet echt, dit zijn hologrammen. Aan de beschreven kant van de weilanden staan evengoed appartementencomplexen, dezelfde als aan de overkant. Ook zij kijken tegen netjes aangeharkte weilanden en in perceel aangelegde loofbossen aan. Ook zij weten niet beter. ‘Dit is altijd zo geweest, dus waarom zou dit raar zijn?’ Voedsel komt niet van de weilanden: via een geautomatiseerd systeem kan eten en drinken online besteld worden en komt het bijna vanzelf de huiskamers binnen.
Dit verhaal gaat trouwens enerzijds over ons landschap en diens inrichting, anderzijds over de ziel van de Nederlander. Geeft deze blik naar de toekomst je een beangstigend gevoel? Dan moet ik je teleurstellen: dit verhaal speelt zich deels af in het heden. De duidelijke handtekening die we achterlaten in ons landschap, hetzij door zielloze architectuur, hetzij door verloedering, is een connectie naar de leegte in velen. We grijpen in waar we vinden dat we de natuur een handje moeten helpen, maar meestal betekent dit zelfherroeping van eerder gedrag; terugdraaien wat een ander fout heeft gedaan. We zouden minder op de ander gefocust moeten zijn om onze identiteit te bewerkstelligen, en meer op onszelf. Wie ben jij? Het antwoord daarop brengt je dichter bij jezelf. Dan worden en zijn we onszelf. Als we enkel gericht blijven op wat een ander doet, verloochenen we onszelf en gooien we onze ziel de leegte in.