Als ik me voorstel dat ik vrouw ben
Soms zou ik willen dat ik een vrouw was. Zo zou ik eens en voor altijd weten hoe het is om vrouw te zijn. Ik zou om te beginnen een stukje wandelen, stel ik me voor, eerst door de kamer en vermoedelijk van daaruit naar de tuin. Daarna zou ik de trap oplopen, gelijkmatig omhoog, dan sneller naar beneden en opnieuw. Ik zou een rok aan doen. Broeken ken ik al. En ik zou iets drinken, iets pakken om het rond te draaien en daarna heel rechtop in het midden blijven staan.
Ik zou mijn levenskracht niet in mijn schouders en mijn armen voelen, zo stel ik me voor, niet langs de zijkant van mijn rug of in de spieren bij mijn knie. Mijn zwaartepunt zou anders zijn, anders dan nu, terwijl ik geheel niet weet waar het dan ligt. Zou ik mijn borsten voelen? Ik denk het wel. Ze zullen mijn armen toch raken als ik heel aandachtig zit en als ik lig, op mijn bed of op de grond, zullen ze niets doen en rusten, evenals ik.
Ten halve slachtoffers…
Zou ik, anders dan nu, heel nauwkeurig weten waar mijn benen zich vernauwen tot elkaar? Ik weet het niet, ik ben het niet. Ik denk het wel, zoals ik het nu als man van buiten zie. Nu zie ik niets. Ik zie als man, bevooroordeeld en blind. Toch waag ik het me voor te stellen hoe het is om vrouw te zijn, die eerste minuut, dat besef na de spreuk, als het oude nog gevoeld wordt en het nieuwe er al is.
Mijn kruis zou leeg zijn, mijn heupen wat breder, mijn billen waarschijnlijk iets voller dan nu. Ik zou jaloers zijn op mezelf om dat onnodige welven, misschien niet eens welvend maar eens te meer echt. Ook voor mijzelf zou het waterig zijn, en toch lijkt het me gevoelig, die huid en het vet dat er niet hoeft te zijn. Het lijkt me vreselijk om dat met vreemde handen te delen, dat strelende vergrijp, dat zingen in de grond, dat schijnbaar gewone dat niettemin grijpt.
… Ten halve medeschuldigen…
De oksels, de oren, dorst, het steunen op de ellebogen, ongevonden slaap, beide hielen en het kussen op het zuiden van de rug, dat alles zal hetzelfde zijn. De buik voelt echter anders, goeddeels kaal, daarom gladder, en de ogen zijn geoefend om te waken voor zichzelf.
Als ik een ogenblik een vrouw was zou ik bloezen willen dragen die niet hooggesloten zijn en dan gaan lopen over straat. Ik heb een zonnebril op, glanszwart en rond, het scharnier lijkt haast onzichtbaar door figuurtjes van metaal. Zo hoef ik tenminste hun blik niet te zien wanneer ze pas te laat beseffen dat wie kijkt bekeken wordt en dat een vrouw waarschijnlijk weet dat wie een vrouw is wordt bezien.
… Net als iedereen
Zodra ik mezelf voorstel hoe het is om vrouw te zijn wordt in dat schaduwspel weerspiegeld wat men overal laat zien. De vrouw is eerst een lichaam; pas van daaruit wordt ze, opgesloten, mens. Zo zie ik het, als man tenminste, wellicht ook als vrouw. Zo heb ik het geleerd. Dat de vrouw de vrouw niet is, dat ze niet anders is maar vrij, dat ontkennen de reclames en dat leren meisjes thuis. Ik weet dat, ik praat erover, ik snap waar het stokt. Maar de wereld waar dat plaatsvindt, die ik graag veranderd zie, wordt daarin ook door mij en mijn blik in de weg gestaan.
Elke keer als ik me voorstel hoe het is om vrouw te zijn beland ik daarom bij de enige conclusie die mij rest. Ook ik, een man, als drager van de rechten die ik nergens aan verdien, moet langzaamaan onteigend worden, totdat mij niets rest om mee te strijden dan een stem die niet verschilt van ieder ander om mij heen. Ik weet niet of dat kan, een wereld van gelijke kracht. Ik weet wel dat men, mocht het kunnen, mij zal moeten dwingen om mijn plaats met hen te delen. Ik hoop dat het ooit zo ver komt. Ik hoop dat het de vrouwen lukt.