Bedevaart naar Weert
Weert, een mooi station. Echt een treinstation dat voor mensen gebouwd is. Het heeft een kloeke toren, die niet te hoog en te groot is, balkons en is bijna een woongebouw. Het station telt drie verdiepingen, niet massaal of buitensporig breed. Het zegt, blijkt mij snel, iets over Weert zelf. Dat is een stad voor mensen. Duidelijk is de menselijke maat hier aanwezig. Je voelt je er als individu niet nietig.
Alleen, eerlijk gezegd, zou ik geen andere reden kunnen bedenken om hier de trein uit te stappen dan dat Gerard Reve hier gewoond heeft. Dat zegt veel over mij en als ik zo rond kijk, zegt het minder over Weert. Natuurlijk is er een Stationsstraat die naar het centrum loopt, voor zover je kunt spreken van een centrum. Weert is met zijn tijd meegegaan want ook hier heb je winkels die ‘smart business and menswear’ verkopen met daar tegenover een ‘bag store’. Er zijn daarnaast gelukkig winkels met minder hoogdravende of onterechte Engelse benamingen zoals ‘De Notenwinkel’.
Bijzonder om te bedenken dat Reve ook door de Stationsstraat liep nadat hij allerlei liefdesvrienden van de trein had gehaald. En dat bijvoorbeeld Matroos Vos – Joop Schafthuizen – dus ook een paar keer op station Weert is aangekomen en Reve hem daar dan op stond te wachten, want zo was hij (Schafthuizen zelf weet nog weinig van dat hij Gerard Reve in Weert bezocht. Het is natuurlijk al lang geleden en Matroos is inmiddels al oud en heeft genoeg meegemaakt. Misschien zelfs wel teveel meegemaakt).
Lopend door de Stationsstraat denk ik over de Zusters van de Liefde die in Weert een plek hadden en waar Reve het gedicht Roeping over schreef. De Zusters zitten daar niet meer en vreemd is dat niet, want liefde is een verouderd begrip. Liefde, daar doen we tegenwoordig niet meer aan. Terwijl deze bittere gedachte mij besluipt, zie ik dat een dwarsstraat “Paradijsstraatje” heet. Een teken van God dat ik het niet zo zwaar op moet vatten?
Dan ben ik op de Nieuwe Markt en sta ik er. Voor het huis waar hij heeft gewoond, van 1972 tot 1976. Het is een nietszeggende, eens moderne flat. Wit, dat past dan wel weer, met een anoniem inpandig portiek. Op de Nieuwe Markt tegenover de flat een plaquette, een gedenksteen met daarop het gedicht Roeping en de melding dat Reve aan het plein gewoond heeft.
Om een en ander te laten bezinken bestel ik een Koffie Verkeerd op het terras beneden aan de flat. Ik had al uit allerlei berichten, kranten en internetartikelen begrepen dat weinig Weertenaren (nog) weten wie Gerard Reve was, laat staan dat ze weten dat hij er gewoond heeft. Bij de Koffie Verkeerd krijg ik een borrelglaasje met slagroom. Ik neem aan dat de vloeistof onderin het borrelglaasje siroop of iets anders zoetigs is. Als ik alle slagroom op heb, sip ik voorzichtig een beetje van die vloeistof en ik proef dat het whisky is. Direct stop ik met drinken. Want in tegenstelling tot Reve heb ik de Oude Slang al jaren geleden verslagen en ik ben niet van plan mijn geheelonthouding te verbreken.
Het kost mij moeite om niet tegen iedereen op het terras te zeggen ‘Weet u wel dat Gerard Reve hier gewoond heeft?’ Reve relativeerde de vergankelijkheid van het herinnerd worden. In een interview zei hij: ‘Na mijn dood word ik op de scholen tien jaar vrijwillig gelezen en daarna nog eens tien jaar verplicht. Dan noemen ze een straat naar me. En dan ben ik helemaal vergeten. Niemand weet toch meer wie Tweede van der Helst was?’
Ik draai een shaggie en besef dat ik weet wie Reve was en waar hij gewoond heeft.
Een verslag van stedentrips in Nederland. Soms gaat het over de stad in kwestie.