De dag die je wist dat zou komen
‘De dag die je wist dat zou komen’ is mogelijk de meest besproken, gehate, geciteerde, en geparodieerde zin in de Nederlandse taal. Ook bij mij brengen deze negen lettergrepen gemengde gevoelens teweeg.
Ik reken mijzelf tot de taalrealisten: zij die meebewegen met een veranderende taal. En deze verandering gebeurt continu. Hier zijn boeken over volgeschreven. Hele zinnen zijn door de eeuwen heen samengevoegd tot één simpele lettergreep (‘no!’). Zeker met de komst van sociale media is taalinnovatie in een stroomversnelling gekomen. Maar hoezeer de taalrealist in mij het ook probeert, één fenomeen gaat er bij mij niet in: het gebruik van ‘hun’ als onderwerp van de zin in plaats van ‘zij’ (‘hun geven cadeaus’). Een verwarring tussen ‘hun’ en ‘hen’ kan ik me nog voorstellen: voorheen gebruikten verschillende dialecten ofwel ‘hen’ ofwel ‘hun’ voor zowel het meewerkend voorwerp als het lijdend voorwerp, maar het waren de grammatici die deze twee woorden een verschillende functie gaven. Een opgelegd verschil, zou je kunnen zeggen, en daarbij lijkt het qua klank ook nog enigszins op elkaar. Maar het foutief gebruik van ‘hun’ als onderwerp is van origine een hypercorrectie van dienstbodes in de Hollandse steden. In het begin van de 20e eeuw bootsten zij de elite na en ‘verbeterden’ zichzelf ten onrechte – en daarmee foutief – door de hun-vorm in de onderwerpspositie te gebruiken. En dat gebeurt nu, honderd jaar later, nog steeds
In 2005 ontving Maartje Janssen (Radboud Universiteit in Nijmegen) de Taalunie Scriptieprijs voor haar onderzoek naar het grammaticaal onjuiste gebruik van ‘hun’. Een zogeheten object-subjectverandering komt ook in andere talen voor en is op zich niet heel opmerkelijk. Voor de sterke toename van “hun”-clausules in de Nederlandse spreektaal gaf Janssen een aantal mogelijke verklaringen, maar geen sluitende conclusies. Wel merkte de laureate op dat er nog altijd een negatief sociaal stigma rust op deze spraakvorm. Toch is volgens linguïst Hans Bennis, emeritus hoogleraar Nederlandse Taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam, alsook voorzitter van het bestuur van de Stichting TalenTalenT en voorzitter van de Raad van Advies van het Instituut voor de Nederlandse Taal, deze taalverandering juist een taalkundige verbetering. Bennis legt aan de Volkskrant uit dat ‘[h]et verschil tussen zij, hen en hun een naamvalsverschil [is]. Maar naamval is niet langer een functioneel onderdeel van ons taalsysteem.’
Misschien heeft Bennis een punt. Ook al doet het pijn aan mijn oren en vind ik de stap tussen ‘zij’ en ‘hun’ groot – groter dan bijvoorbeeld ‘jou’ naar ‘jouw’ – is het waar: de hun-vorm leidt inderdaad niet tot verwarring in het dagelijks gebruik. Wat dat betekent voor mij en jou, weet ik niet. Maar mij geef jou advies: misschien klinkt het lelijk, maar wellicht moeten we de verandering omarmen. Taal verandert nu eenmaal. Logisch of niet. Wanneer we de laatste nostalgische kenmerken van het naamvallensysteem loslaten, zal dat de dag zijn die ik wist dat zou komen.
De wereld verandert, het klimaat verandert, sommige dingen veranderen juist niet, en wij zelf misschien juist weer wel.