De fragiele bananenrepubliek

‘This will always remain one of the best jokes of democracy, that it gave its deadly enemies the means by which it was destroyed’ – Joseph Goebbels, destijds als Reich Minister van Propaganda.
Vanuit Nederland kijken we al vier jaar met ontzetting naar de Verenigde Staten en hun democratisch verkozen President. Vorige week kwam het tot een zenit van emoties toen pro-Trump supporters het Capitool bestormden om hun vrije Amerika te beschermen. Terugkijkend becommentarieert een ieder de manier waarop de media monddood is gemaakt, waarop fake news en alternative facts de ronde deden, en waarmee een imperium van nepotisme langzaam aan de macht kwam. Dat alles gebeurde binnen een toch al gepolariseerde maatschappij waar ongelijkheid institutioneel in stand wordt gehouden, een dodelijke combinatie voor velen in de Verenigde Staten. Met als apotheose deze explosie van onvrede omtrent de verkiezingsuitslag waarbij het Capitool werd bestormd. De President, zo riep iedereen, had hier zelf toe aangezet en het ideaal van democratie was neergeslagen.
Direct ontstonden er zorgen over de veiligheid van regeringsgebouwen elders in de wereld – intimidaties van politici zullen hier aan bijgedragen hebben – en ook in Nederland heerst weer de vraag hoe sterk een democratie eigenlijk is. Het spanningsveld tussen vrijheid en bescherming blijft een frictiepunt. Daarin is het aan burgers om via verkiezingen hier de balans tussen te vinden, en niet middels (gewapende) aanvallen. Eveneens ligt er een dunne lijn tussen het spreken in naam van het volk en opruiing voor Nederlandse politici. Wanneer deze scheidslijnen verwateren begint ook in Nederland de aantasting van de fundamenten van de democratie. Een democratie is immers een politiek systeem waarin het volk heerst (zij het via volksvertegenwoordigers). Daarin staan vrije verkiezingen en een democratisch gelegitimeerde uitvoerende macht centraal. Echter kent de Nederlandse democratie ook rechtsstatelijke kenmerken, zoals het idee dat elke bevoegdheid van overheidsgezag op een wet gebaseerd moet zijn (legitimiteitsbeginsel), een machtenscheiding met onderlinge controle, toezicht door een onafhankelijke rechter, en de bescherming van grondrechten. Dat leidt ertoe dat er inherent een mogelijk spanningsveld is tussen wat de meerderheid wil aan de ene kant en de bescherming van de rechten van de minderheid aan de andere kant. Dit werd pijnlijk zichtbaar in de Weimar republiek, waar juist met de stem van de meerderheid de elementen die controle en toezicht hielden op de overheid werd afgebroken. Zo ook Goebbels opmerking dat ‘een van de grootste grappen van de democratie is en blijft, dat het zijn vijanden precies in handen geeft wat er voor nodig is om de democratie te vernietigen.’
En dan komt het allerlastige gedeelte aan deze beginnende aftakeling van een gezonde democratie: de mechanismen om deze afbraak tot halt te roepen, zo zegt Mark Chou, zijn zelf volkomen ondemocratisch. Daarmee is het tij niet of nauwelijks meer te keren wanneer deze worden ingezet. Chou stelt dan ook dat democide (samentrekking van “democracy” en “suicide”) niet alleen een inherent gegeven van een democratie is, maar ook een onvermijdelijke uitkomst. Zo is er niet slechts sprake van een democratisch falen, aldus Chou, maar kan het niet anders dat vroeger of later, de democratie implodeert. Linksom of rechtsom zullen mensen op een gegeven moment zelf en democratisch ervoor kiezen de democratie in handen weg te leggen van een totalitair regime. En hoe kan het ook anders? Want hoe kan een democratie iemand monddood maken? Hoe kan een democratie iemand het recht ontnemen te stemmen? Wanneer we de opkomst van gedachtegoed aan banden leggen of burgers weerhouden te stemmen, is dat dan niet het begin van het einde?
Zo ook heeft tijdens de democratische Weimarrepubliek een democratische overwinning het totalitaristische Nazibewind aan de macht geholpen. Maar post-1945 kwamen mogelijk nog grotere uitdagingen voor de democratie: Nie wieder staat vast. Maar welke rechtvaardigheid biedt je slachtoffers van gruwelijkheden die in de naam van de democratie zijn gepleegd, zeker als die misdaden geoorloofd waren in de tijd dat zij werden gepleegd? Met de naoorlogse rechtszaken werd deze vraag scherp gesteld: ‘Mag je met terugwerkende kracht het verklikken van mensen aan de Nazi’s strafbaar stellen, gezien je wist dat op het moment van klikken deze actie de dood van mensen als gevolg zouden hebben? En dat dit klikken dit in de tijd van het Nazibewind juist een wettelijke plicht was?’ Moreel gezien lijken hier weinig bezwaren te zijn. Echter is het feit dat er met terugwerkende kracht geen strafbaarstellingen kunnen worden geformuleerd, juist wat de staat beperkt in haar machtsmonopolie; zo voorkom je immers dat een machthebber zijn gang kan gaan. In Nederland is dit nulla-poena beginsel niet alleen vastgelegd in de Grondwet, maar ook in de eerste wettelijke bepaling van het strafrecht. Ontdoen wij ons voor het gemak van bestraffing van dit principe, herhalen wij dan niet precies ook die bepalingen die ook de Nazi’s verwijderden? Namelijk, de beginselen van de democratische rechtstaat?
Het idee dat dit allemaal niet zo rap zou lopen moet in onze tijd dan ook niet worden onderschat, want we leven in eenzelfde democratische rechtstaat als waarin duizenden burgers slachtoffer zijn geworden. Uiteraard, er zijn tegenwoordig vragen over transparantie en verantwoordelijkheid. Maar deze glijdende schaal met verschrikkelijke gevolgen heeft plaats kunnen vinden in een democratische rechtsstaat en de roep om strikter toezicht heeft geleid tot een overmachtige staat. De wetten hiervoor zijn allemaal democratisch getoetst, door een democratisch gekozen vertegenwoordiging. En dat is ook waar Chou voor waarschuwt: met de beste bedoelingen, is juist die democratische kracht ook zijn eigen ondergang.
In dit alles is het belang van de media, die terugkoppelt aan het volk wat er speelt en die een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft kritische vragen te stellen en op onderzoek uit te gaan, en van een onafhankelijke rechterlijke macht vitaal voor de gezondheid van de democratie. Wanneer politici niet hun verantwoordelijkheden nemen, maar ook wanneer zij opzettelijk deze controlefuncties proberen te ondermijnen door eigen journaals te creëren met ‘het (lees: hun) werkelijke nieuws’, zoals het FvD journaal. En ook wanneer zij de rechterlijke macht een ‘rechtspraak van een bananenrepubliek’ noemen, zoals Wilders deed, zou men ook de vraag moeten stellen of hier niet exact dezelfde beweging plaatsvindt als die de Amerikaanse Twitter-tiran teweegbracht – of zelfs de totale ontkenning van de democratische rechtsstaat als goed.
Er is nu een kantelmoment, na dat vernietigende rapport en het leed wat de toeslagenaffaire heeft aangedaan, om de inherente kwetsbaarheid van een democratische rechtsstaat te erkennen. Dit is dan ook geen oproep om de Godwintheorie te toetsen of een extra klap aan politici uit te delen, maar een oproep om in gedachten te houden dat de democratie een fragiel goed is en, in de woorden van Winston Churchill: [i]ndeed, it has been said that democracy is the worst form of government except all those other forms that have been tried from time to time.