Denk niet dat ik hier tank
Elke ochtend wordt mijn dag alvast een beetje verziekt. Door taal. Op weg naar mijn werk kom ik dan langs een tankstation met een spandoek dat mij beveelt: ‘Tank niet dat het goedkoper kan’. Laat dat even bezinken. Iemand heeft dat echt bedacht, vervolgens gedurfd om het op een spandoek te drukken, en tenslotte de moeite genomen om het op te hangen. En ziekt daarmee elke ochtend mij het bloed onder m’n nagels vandaan.
Want wat is in vredesnaam het doel van dit spandoek? Wat moet ik doen met deze nietszeggende rij letters? Willen ze dat ik bij dit tankstation ga tanken? Dan zou ik de oproep niet beginnen met ‘Tank niet’, dat staat wat haaks op je boodschap. Ook de belerende toon, ‘Denk/tank maar niet dat…’, helpt niet: als je wil dat ik hier ga tanken zou ik vooral niet voorschrijven wat ik wel en niet mag denken. Overigens is de toon nogal misplaatst, want het tankstation aan de overkant van de weg is met enige regelmaat goedkoper. Moet ik misschien de bijzonder slechte taalgrap waarderen en gecharmeerd het stuur draaien om te gaan tanken? Lijkt me schier onmogelijk, behalve dat je misschien de neiging krijgt het stuur te draaien om door het spandoek te rijden.
Zo zorgt een hoopje reclametaal elke ochtend voor een nieuwe serie tandafdrukken in mijn stuur. Maar het verzieken van taal in reclames gebeurt doorlopend. Ik schreef al eerder over een andere reclame waarin onze taal enthousiast wordt verminkt, of reclames waarin taal wordt misbruikt om je onnodig slecht te laten voelen. Deze reclame weet het te combineren: taal verminken en je ochtend verzieken. De combinatie werkte kennelijk inspirerend voor de spandoekmakers, want sinds kort hangt er een tweede spandoek: ‘Tank je dat we je terugzien? Geniet van je dag!’. Zout in de wonden.
Dit item is onderdeel van de serie Kaf spreekt!.
In deze themamaand over taal schrijven verschillende experts over de invloed die taal op hen heeft; in hun vakgebied, hun kunst of hun leven.