Dronkenzwangerschapsgeratel
Ik vertel aan de barman dat mijn vriendin zwanger is. Dat heeft zij mij vanochtend gezegd. Zij was al langer misselijk, moest vaak overgeven, en besloot toen een test te doen. Zwanger. Ik herhaal het woord en neem dan een flinke slok van mijn bier. Mijn vriendin is zwanger. Ik vraag de barman of hij weet wat dit betekent maar geef nog voor hij iets kan zeggen antwoord. Dat betekent, zeg ik, dat ik vader word. Papa.
Kijk, ga ik verder, het is niet zo dat ik iets tegen kinderen heb. Echt niet. Ik heb er vroeger over gefantaseerd, dat ik kinderen zou hebben. Maar nu gaat het echt gebeuren. Jezus. Ik zou nu verdomme dolgelukkig moeten zijn, van de daken schreeuwen dat mijn vriendin een kleintje op de wereld zal zetten. Maar weet je, en ik buig mij voorover alsof ik nu iets vertrouwelijks vertel, ik vind het doodeng. Godverdomme. Terwijl mijn vriendin zwanger is. Niet ik!
Weet je, zeg ik, en drink het laatste beetje bier uit mijn glas op en de barman schenkt mij meteen bij, er groeit op dit moment iets in haar buik. Leven. Er ontstaat, terwijl ik mij hier lam zit te zuipen, léven in haar buik. Begrijpt u dat? Terwijl ik hier zit is mijn vriendin gewoon bezig met een fokking wonder, en wat in haar groeit moet zij er over negen maanden uit persen en dan heb ik ineens de verantwoordelijkheid over een mens. Een méns! Ik moet gaan zorgen voor een fokking méns!
Mijn dronken geratel tegen de barman gaat door tot hij aankondigt de deuren te moeten sluiten en geeft mij mijn rekening. Ik betaal en sta dan buiten, in de koele lucht, en besluit maar naar huis te gaan, waar mijn zwangere vriendin in bed ligt af te wachten tot ik terugkom.