Een avondje kunst
Dit item werd oorspronkelijk gepubliceerd op 13 juli 2016.
Het is vrijdagavond. Eén voor één nemen mensen plaats op de stoeltjes die in rijen in de werfkelder staan opgesteld. Een zwarte vleugel vult een groot deel van de ruimte, twee muzikanten beroeren al zachtjes hun instrumenten, alsof ze samen een moment delen. Verderop zie ik dat een man in ouderwetse kleren zich klaarmaakt om ons toe te spreken. Dichten, muziek, cabaret en verhalen zullen ons ten gehore gebracht worden. Terwijl de laatste stoelen worden gevuld kijk ik om me heen naar de verzamelde genieters van deze kunst. ‘Wat een kuthippies’ denk ik.
Diep van binnen vind ik kunstenaars elitaire, omhooggevallen lutsers. Raar, want ik ken best wat kunstenaars en dat zijn stuk voor stuk leuke mensen. En op het knusse huiskamerconcertje heb ook ik heel erg genoten van de optredens en de mensen die ze brachten, en bleken die kuthippies om me heen eigenlijk allemaal toffe mensen te zijn. Maar ondanks veelvoudige empirische ontkrachting volhardt het beeld van luie narcistische lafzakken in mijn hersenen. Waarom?
Ik geef –onorigineel- de schuld aan de media. Of misschien specifieker, aan het type kunstenaar wat de media graag uitnodigt. Het zijn de mensen die ik op tv zie vertellen dat hun culturele pronkstuk ‘macaroni-ketting in duivenstront’ een maatschappelijke aanwinst is die het gepeupel gewoon niet begrijpt, maar wel moet vergoeden. Het heeft stukjes entitlement, narcisme en waanzin. Omdat ‘kunst’ belangrijk cultureel goed is moet de maatschappij voorzien in de levenskosten van de kunstenaars, ongeacht de eventuele totale desinteresse van het volk richting die kunst. Maakt niet uit dat jouw oeuvre bestaat uit in tranen gedrenkte braamtakjes om de prikkelbaarheid van het bestaan uit te beelden, als het volk het niet mooi vindt heeft het er gewoon geen verstand van, en als niemand het koopt is de kunstenaar slechts onbegrepen (en niet, ik roep maar wat, onkundig).
Een verdere bron van frustratie is de quasi-diepzinnige praat die nog al eens uit de mond van dit soort kunstenaar kan vloeien. In je kamertje mijmeren over de teloorgang van de maatschappij is gewoon geen vervanging voor daadwerkelijke kennis van politiek, filosofie of religie. In ‘Tegenlicht: Mensen van nu’ wordt een groep kunstzinnige wereldverbeteraars geïnterviewd over hun visie voor een ‘betere toekomst’. Het zijn precies het type mensen dat mijn kunstenaarshaat doet aanwakkeren: diepklinkend entitled gezever besprenkeld met een berg privilege en zonder enig realiteitsbesef.
Maar… kunst is niet stom. Muziek, boeken, schilderijen, beelden, strips, gedichten en verzen, ze zijn niet stom. Ze hebben de potentie om het leven mooier te maken, leuker te maken, je te laten nadenken, je te laten genieten, bezinnen, berusten, springen, dansen, huilen, lachen. Misschien moet ik mijn beeld niet laten schetsen door die paar idioten, maar door de verrijking die het kan brengen, die het heeft gebracht. Wordt ik zelf nog eens zo’n kuthippie.