Een dagje vergane glorie
Mijn vrouw en ik zitten op dit moment al zo’n drie weken in West-Canada. Menig ‘oh’, ‘ah’ en ‘wow’ hebben al door onze gehuurde RV en over wandelpaden geschald. Wát een prachtig land. Wát een aardige mensen. (maar echt!) Na een paar beren, een aantal herten en ontelbare eekhoorns zouden we nu graag orka’s gaan spotten in een kayak vanuit Port McNeill, Vancouver Island. Onze beoogde gids Larry blijkt echter met een kapotte boot te zitten die hij moet repareren. Daarnaast is hij blijkbaar net die ene onaardige Canadees. Dus besluiten we dan maar de ferry naar Alert Bay te nemen. Dat moet een prachtig plaatsje zijn op een klein eiland vol totempalen. Vandaag gaan we de hoogste totempaal ter wereld zien, plus allerlei andere artefacten van de First People aldaar, de Kwakwaka’wakw. Geen grap, zo heten ze echt.
Afijn, de eerste mensen die ons op onze bestemming begroeten zijn de lokale zatlappen. Wij schrijven overigens maandagochtend 11.30 uur, jawel. Het Visitor Centre is gesloten, want de enige medewerkster blijkt ook de balie van het gemeentehuis te moeten bestieren. Daar krijgen we wel wat info waarmee we op pad kunnen. We lopen naar het U’Mista Cultural Centre, een museum over de oorspronkelijke bewoners van het eiland. Naast het museum heeft tot een aantal jaren terug een kostschool gezeten. Op deze school werd, net als op soortgelijke scholen in Noord-Amerika, geprobeerd om ‘de Indiaan in het kind te doden’. Dat hiermee pas enkele decennia geleden is gestopt, is nauwelijks te bevatten. Ik voel me (terecht of onterecht?) een eikel omdat ik net zo’n bleekgezicht ben als de idioten die de ‘natives’ hun gebruiken en tradities niet gunden.
Tijdens het lopen wanen we ons eerder in Indonesië dan in Canada. Niet vanwege de temperatuur, want het is zeldzaam frisjes vandaag. Niet vanwege de mensen, want die zien we nauwelijks. Nee, vanwege het afval overal. In Canada worden de parken, bossen en paden supergoed onderhouden. We zijn in onze eerste drie weken bijna geen zwerfafval tegengekomen. En hier, op dit pittoreske eilandje, struikelen we erover. Jammer! Hoe kan dit?
Als we – een uurtje te vroeg – weer bij de haven zitten tot de ferry ons komt redden, lees ik op een informatiebord dat Alert Bay booming was in de 60s en 70s. En het dringt tot me door: dit was het heilige eiland van de Kwakwaka’wakw totdat westerse vissers de wateren leeg kwamen roven en zich vervolgens helemaal naar de tering dronken. Nadat ze hun kater te boven waren gekomen, zijn ze weer vertrokken. De oorspronkelijke bewoners achterlatend in een puinhoop, zonder vis en zonder werk. Donald Trump heeft hier een treffend woord voor: SAD.