Een non-opinie voor mijn angst
Ik dacht vaak: ik ben helemaal niet bang. De wereld is bang van Corona en haar gevolgen, ik niet. Ik blijf werken in de zorg, neem mijn maatregelen (maskertje, afstand houden, geen mensen in mijn kot) en mor omdat ik mijn vrienden mis. Maar sinds kort bemerk ik allerhande rare reacties bij mezelf.
Tijdens het middageten hoor ik mezelf ongenuanceerd stellen dat leerkrachten geen zin hebben om te werken en daarom de heropening van scholen uitstellen. En ik schrik van mijn jaloersheid als ik hoor hoe sommigen toch nog vrienden in hun tuin uitnodigen. Maar naast deze uitgesproken reacties weet ik me tot mijn verbazing vaak geen mening te vormen. Soms knik ik instemmend als ik lees dat we moeten opletten met collateral damage, en ons niet blind mogen laten leiden door angst. Overdrijven we dan toch? En soms geloof ik dat we juist niet radicaal genoeg kunnen zijn in de maatregelen en dat we, zoals Ariane Bazan schrijft, onvoorwaardelijk voor iedereen moeten zorgen. Ik weet het gewoon niet.
Dit bevreemdt mij. Ik zeg en voel dingen die ik niet met mijzelf in verband breng. Waarom zo ongenuanceerd stellig het ene moment en zo vertwijfeld het andere? Het is – om het met Freud te zeggen – Unheimlich. Mijn eigen ik voelt vreemd aan en weet niet goed wat het moet denken over zichzelf. Dat is een signaal van angst, een signaal dat ik geen baas in eigen huis ben en geen grip vind op hoe Corona en de maatregelen me overkomen.
En ik bén bang. Bang omdat mijn zoon geen contact heeft met andere kinderen. Bang omdat ik niet weet hoe de wereld er binnen een maand zal uitzien. Bang als ik lees dat mensen fulmineren op psychologen en filosofen met een mening, minder opinies (meer ‘echte’ wetenschap?). Bang voor mensen die gezellig naast elkaar zitten en het virus kunnen verspreiden. Bang dat we zullen eindigen zoals Juli Zeh in haar roman Corpus Delicti beschrijft: een wereld waarin gezondheid de hoogste moraal is en mensen elkaar niet mogen aanraken uit angst voor bacteriën, waar we niet mogen drinken en roken, slaap- en eetdagboekjes bijhouden en waar niets nog stinkt. Precies zoals Marc Reynebeau waarschuwde voor repressie en dwang in Coronatijden. Maar misschien is mijn paniek overdreven en ben ik gewoon bang omdat de gevolgen van deze crisis onvoorspelbaar zijn.
In al dat heen en weer rumineren, zie ik ineens mijn grootste angst. Dat ik voor een afgrond sta die ik niet kan duiden , hoeveel ik er ook over lees en nadenk. Dat ik niet zomaar met dit vreemde ding dat de wereld teistert kan omgaan. Dat vertrouwde methodes (in mijn geval lezen en schrijven) ontoereikend zijn om de greep van Covid-19 te begrijpen.
Arnon Grunberg zegt dat angst verslavend kan zijn, omdat het betekenis geeft aan je leven. Kijk maar naar de angst voor 5G: die bezorgt mensen een doel om iets aan te vechten en verleent hen zelfs een identiteit (sommige strijders tegen 5G vinden er een hele zingeving in). Volgens Grunberg kan je samenvallen met je angst en wil je het daarom niet afgeven, want dan valt je identiteit weg. Grunberg is helemaal juist denk ik, mits een kleine nuance: je laaft je aan je vrees, je wordt dronken van het object van je vrees (zoals 5G) om je angst niet te moeten voelen . Angst dat is het woordeloze, de confrontatie met wat je niet begrijpt, waardoor je jezelf niet meer begrijpt. Die angst (bijvoorbeeld voor het bevreemdende van Corona) omzetten naar een duidelijke vrees voor iets als 5G, geeft een naam aan de angst en maakt het leefbaar. En soms verslavend. Ook al is het een gevaarlijke verslaving, zoals Job Van Den Hurk opmerkt op KAF.
Wat moet ik aan met mijn angst? Er een welomlijnde vrees van maken en daar dan allerhande kwade berichten over schrijven? Of moet ik het beest in de ogen kijken en stukjes en beetjes onzekerheid toestaan? Dat is niet zo bevredigend als de verslavende vrees, maar misschien op termijn interessanter voor nieuwe ideeën om met angst om te gaan.