Een verbond met de duivel
Druppels zweet rollen over Sengebes wangen en spatten op het dek van de schoener uiteen. Langs de snijkant van zijn machete loopt een straaltje bloed.
‘Sengebe, het is genoeg geweest.’ Langzaam duwt Sengebe het puntje van de machete tegen de keel van Ruiz. De slavenhandelaar trekt zijn kin en schouders naar achteren en zijn ogen volgen het straaltje bloed – zijn bloed! – dat over het heft en de zwarte vingers druipt. Ruiz slikt van doodsangst; Sengebe voelt de tik van diens adamsappel tegen het staal. ‘Is het genoeg geweest, Grabeau?’ antwoordt Sengebe. ‘Zullen mannen als hij ooit stoppen met de handel in mensen, zolang er nog geld te verdienen valt?’ ‘Denk na, vriend Sengebe, voordat je hem als suikerruit doormidden snijdt,’ waarschuwt Grabeau. Ruiz drukt zijn hand tegen de jaap in zijn zij en trekt een pijnlijk gezicht. ‘Kun jij dit schip besturen?,’ vervolgt Grabeau. ‘Kun jij ons terug naar huis varen?’
‘Laat me leven en ik zweer op de Heilige Maagd dat ik jullie terugbreng naar Afrika,’ stoot Ruiz uit. ‘En Montes. Laat ons leven en ik breng jullie naar huis.’ Sengebes ogen vlammen en zijn borstkas gaat snel op en neer. Zijn handen knijpen in het heft en zijn armspieren bereiden zich voor op het uitdelen van de genadeslag. ‘We hebben hen nodig,’ maant Grabeau. ‘P…precies, Montes en ik kennen deze wateren als onze broekzak. Met een maandje zijn jullie weer thuis. Heus.’ Sengebe voelt hoe twijfel in zijn spieren sluipt en het vuur in zijn ogen dooft. Zijn armspieren beginnen te trillen en langzaam laat hij – tot opluchting van Ruiz – de machete zakken.
‘Het zou dwaas zijn hen te vertrouwen, Grabeau,’ zegt hij zonder de ogen van Ruiz los te laten. ‘Het zijn blanken. Slavenhandelaren. Maar het zou evengoed dwaas zijn om zonder hen stuurloos rond te dobberen en te sterven.’ Ruiz perst zijn lippen tot een flauwe glimlach. ‘Ik vrees dat ik het met deze wond niet lang volhoud,’ zegt hij verontschuldigend. Als bewijs toont hij zijn bebloede rechter handpalm. Sengebe knikt en wendt zich tot zijn vriend. ‘Grabeau,’ zegt hij op gedempte toon, ‘verzorg zijn wond. Zorg dat-ie niet dood gaat voordat Afrika in zicht is.’ De vingers van Sengebes linkerhand schieten naar voren en grijpen Ruiz bij de keel. ‘Je bent een slang, Ruiz, maar ik heb geen andere keuze dan je te vertrouwen. Draai het schip tegen de zon in en breng ons thuis.’
Verantwoording:
Op 2 juli 1839 wist de tot slaaf gemaakte Sengebe Pieh (zijn ‘Europese’ naam luide: Joseph Cingué) met behulp van een spijker zich te bevrijden van zijn ketens. Hij zat op dat moment in het ruim van het Spaanse slavenschip La Amistad (De Vriendschap), dat onderweg was naar de haven van Puerto Principe op Cuba. Hij leidde een geslaagde muiterij en dwong de slavenhandelaren om koers te zetten naar Afrika. De slavenhandelaren hadden echter een belangrijk voordeel t.o.v. de slaven: zij konden navigeren op zee en kenden de vaarroutes. Ruiz en Montes misleidden Sengebe en voeren rondjes in de hoop een Spaans oorlogsschip tegen te komen. Toen dat niet lukte en de voorraden uitgeput raakten, voer de Amistad de haven van Long Island (New York) binnen. Ruiz en Montes werden bevrijd en de slaven gearresteerd. Er volgde een spectaculaire rechtszaak, waarvan Steven Spielberg in 1997 een film maakte.