Eindhoven
In Eindhoven spreek ik willekeurige voorbijgangers aan en vertel ze dat ik werk aan een boek. De titel daarvan is “Onbekende Eindhovenaren die ik nooit mocht ontmoeten’. In lange gesprekken vertellen de voorbijgangers van alles. Hun hele levensverhaal. Mijn eigen leven komt slechts kort ter sprake. Het is ook eenvoudig samen te vatten: ‘Veni, vidi, scriberi’. Ik kwam, ik zag en ik schreef. Na afloop van die gesprekken vragen mijn gesprekspartners of ze in het boek komen. ‘Dat kan niet’, moet ik ze teleurstellen, ‘want het boek gaat over onbekende Eindhovenaren die ik niet mocht ontmoeten en u heb ik zojuist ontmoet.’
Eindhoven is mij niet vreemd. Ik ben er onder meer een paar keer geweest als journalist met drugs als specialiteit. Ik was daar om verslag te doen van bijeenkomsten van een bond van coffeeshopeigenaren. Die vonden plaats in een zaaltje boven een coffeeshop, in de buurt van de Leenderweg. Er waren tafels tegen elkaar aangeschoven en er was tl-licht. Verbazingwekkend vond ik dat bij die bijeenkomsten, die rond het middaguur plaats vonden, iedereen joints rookte. Aan een stuk door. Ik vroeg me af of caféhouders bij hun bondsvergaderingen bier, wijn en jenever achterover sloegen. En wat dronken vergaderende melkboeren eigenlijk?
’s Avonds laat maak ik een wandeling door Eindhoven. Het hotel waar ik zit heeft een vierentwintiguurs-receptie dus maak ik me geen zorgen over het tijdstip waarop ik terug moet zijn. Ik kom langs het 18 Septemberplein, de Witte Dame, en het Stratumseind tot ik bij een lange muur beland. Hij is nog geen twee meter hoog en ik zou er overheen kunnen klimmen, maar ik doe het niet. Wel trek ik mezelf even de muur op zodat ik kan kijken wat er achter ligt. Het is, zoals ik al vermoedde, een begraafplaats. Ik schat dat er plaats is voor een graf of duizend, vijftienhonderd. Wanneer de muur ophoudt, sla ik linksaf en volg hem verder. Er zitten wel deuren in, maar die zijn dicht dus kan ik de begraafplaats niet opkomen. Ook de dood verwelkomt mij niet, denk ik.
Ik loop verder en het valt mij niet voor het eerst op dat het in menig straat best donker is. Terwijl Eindhoven toch De Lichtstad genoemd wordt. Ik besef dat mijn beeld wellicht vertekend wordt doordat ik uit Almere kom, dat bekend staat als Wereldlichtstad. Al heeft dat ook te maken met dat menig Almeerder een verlichte geest is, denk ik cynisch. Aan het eind van mijn wandeling, als ik vlak bij mijn hotel ben, kom ik langs een coffeeshop. Als ik de naam zie, schiet me te binnen dat ik daar decennia geleden geweest ben. Alweer als journalist om de eigenaresse van die shop te interviewen. Ze was een gretig wietgebruiker en geloofde dat blowen een heilzame werking had. Ze vertelde dat wiet bijvoorbeeld griep, hoofdpijn en spierklachten genas. Ik kijk bij de coffeeshop naar binnen. Hij is gesloten. Logisch gezien het inmiddels nachtelijke uur. Het begint te regenen, ik steek mijn kraag op en vraag me af of de eigenaresse nog leeft. Zou wiet ook helpen tegen overlijden?
Een verslag van stedentrips in Nederland. Soms gaat het over de stad in kwestie.