Gedachten bij “De martelgang van de dikzak” van Henri Beraud
Wist je dat er in Las Vegas een hotel staat waar een achtbaan doorheen loopt? New York, New York, heet het, met de welluidend arrogante ondertitel: “The greatest city in Las Vegas“. Vegas is een eersteklas kermis, een gloeiendhete santekraam van kitch gebouwd op de vermaakzucht van toeristen met geld, en het New York is daar een mooi voorbeeld van.
Het leuke van de kermis zit hem vaak voor het grootste gedeelte in het observeren van het publiek, zo ook in Vegas. In de rij voor de achtbaan ging het poortje net voor ons weer dicht. Nog een keer wachten dan, maar dan zit je straks wel voorin. Ondertussen kozen de gelukkigen die nu aan de beurt waren een plek, trokken de ijzeren beugels ratelend naar zich toe en wachtten de veiligheidsconrole van een medewerker af. Een uitermate corpulente Amerikaanse vrouw had inmiddels ook plaatsgenomen in één van de karretjes. Ach wat, “corpulent”, zij was gewoon ontzettend dik. Moddervet zelfs. Haar vlezige armen trokken de ijzeren beugel naar haar omvangrijke buik toe, maar waar bij anderen de beugel ratelend neerdaalde klikte hij bij haar slechts drie keer. Tik, tik, tik.
Ze trok iets harder, maar haar buik week niet verder. Ietwat schichtig, voor zover dat gaat met drie formidabele onderkinnen, keek ze om zich heen en probeerde het nogmaals. Ook nu weerstond haar vet de test; de beugel ging geen millimeter verder naar beneden. Ik kon het niet zien, maar ik weet zeker dat het zweet zich als een miniatuurversie van de Colorado langs haar mansbrede rug naar beneden stortte. En daar was de hotelmedewerker die de beugels bij iedereen aanduwde bij haar wagonnetje aanbeland.
Het was een geweldig gezicht. De vrouw hapte naar adem, maar als een kind op een trampoline veerde de beugel weer terug. Vertwijfeld keek de medewerker haar aan. “Can you pull it tighter towards you, ma’am?” Natuurlijk niet, en dat wist hij ook. Waar bij de rest van de passagiers de beugel stevig om de schouders klemde leek hij hier in de vrouw weg te zinken. Een nietig beugeltje verzonken in een machtige vleesmassa. Hulpeloos vluchtte de medewerker naar zijn collega, overlegde met wat gebaren die niets aan de verbeelding overlieten, en liep vervolgens met hangende schouders terug naar de vrouw.
“I’m afraid I have to ask you to step out of the vehicle ma’am”.
O, hoe ondenkbaar ongemakkelijk moet deze jongen zich gevoeld hebben! Hoe stuitend doorbrak zijn boodschap de mirage van geluk en vermaak waar de vrouw van walvisproporties in vertoefde! En welk een duivels leedvermaak maakte zich inmiddels meester van een steeds groter wordend publiek.
“What!” Van alles wat ze had kunnen roepen was dit misschien wel het onhandigste, want nu kreeg werkelijk iedereen in de rij de kans dit unieke schouwspel gade te slaan. Geduldig herhaalde de medewerker iets luider zijn vraag, en haalde vervolgens de beugel met drie klikken omhoog. Foeterend worstelde de massieve vrouw zich moeizaam los uit het kleine karretje, zwaaide als een opblaaspop met haar armen heen en weer en verdween fulminerend van het toneel.
Achter mij keek een man even naar de kaartjes voor de voorstelling van die avond in zijn hand, en wierp ze glimlachend op de grond. Dit viel niet meer te overtreffen.