Grip
De deur valt in het slot en ik sluit hem af met drie verschillende sleutels. ‘Dag huisje’ zeg ik nog liefkozend tegen mijn appartement dat ik weer een tijdje verlaat. Bij gebrek aan gezelschap om afscheid van te nemen, speelt animisme al gauw bij me op. Buiten op straat valt de regen met bakken uit de lucht. Het is de eerste dag van de zomer, maar wie durft dat nog te beweren? ‘Valt tegen, hè?’ zegt een wat oudere buurvrouw van onder haar druipend natte paraplu. Het weerhoudt haar er niet van haar hondje op een fiks blokje om te trakteren. Ik zeg iets terug waar teveel zachte g’s in voorkomen. Haar blik zegt ‘geen reet van begrepen, gewoon terugknikken’. Je zal maar een Belgische zijn in Nederland. We zeggen gedag en lopen elk een andere kant uit. Op mijn weg naar de bushalte liggen witte bloemblaadjes in de plassen. Ze zijn gevallen van de heester die op het meest weelderige stukje stoep van de straat groeit.
De bus naar Schiphol is matig bevolkt en ik zet mijn koffer op de aangewezen plaats bij een vijftal andere. Eén bocht verder valt mijne als enige om. Een aardige man schiet te hulp om de koffer naast mijn zitplaats te proppen wanneer hij ziet dat ik er zelf weinig van bak. Zijn vrouw giechelt om het onhandige tafereel. Niet veel later valt ook mijn waterfles uit de tas met boodschappen die ik naast me heb liggen. Alweer gaat de vrouw giechelen. Ik voel me helemaal de hoofdrol in een slapstick wanneer ik bij de eindhalte bijna tegen de grond ga door het bruusk stoppen van de bus en weer onthaald word op gegrinnik van mijn nieuwste fan. Ze heeft vast voor lachband gestudeerd.
Voor ik op Schiphol de trein naar Antwerpen neem, hou ik nog even een sanitaire stop. In het toilethokje vallen kraaltjes van mijn armband overal op de vloer. Onhandig buk ik om ze op te rapen en daarbij valt kleingeld uit mijn broekzak. Er lijkt vandaag geen ontkomen aan de zwaartekracht. Eenmaal op spoor zes maakt een man met de looks van een Disneyprins een fabelachtig oogcontact. Het zou op liefde op het eerste gezicht of iets dergelijks kunnen uitdraaien, maar hij loopt naar het andere uiterste van het perron.
In de trein heb ik te veel tijd om na te denken want ook het kwartje valt. Alles lijkt van me weg te willen. Dingen lijken te eindigen. Mensen lijken te verdwijnen. Spullen vallen. Een paar flauwe tranen willen weg van mijn ogen. Nogal weemoedig kom ik aan in Antwerpen wanneer de avond valt.
Ik ga vroeg naar bed met kosmische bloglectuur en lees over energie die vandaag zwaar op ons weegt om plaats te maken voor iets nieuws. En dat we ze moeten laten stromen zoals ze stroomt. Wat er ook van waar is, het lucht op. Ik besef nu dat begrip belangrijker is dan grip en kan rustig in slaap vallen en opstaan.
Mooi