Het palmolie-probleem

Palmbomen zijn voor de meesten van ons het ultieme symbool van een tropische vakantie. Wij zien ze voornamelijk wuivend aan een tropische boulevard, maar toch zijn de meeste palmen ergens anders te vinden. Op een plek die niks met vakanties te maken heeft. Rijen, eindeloze rijen palmbomen hebben namelijk iets engs, iets onnatuurlijks. Woest weelderige bomen in een strak gelid zo ver het oog reikt. En waarvoor? Palmolie.
Een van de vele palmboomsoorten, de oliepalm, levert die olie. Door de hoge opbrengst per hectare is het kleverige rode spul één van de goedkoopste plantaardige oliën op de markt. En waar kun je het voor gebruiken? Alles. Het is een belangrijk bestanddeel in shampoo, schoonmaakmiddelen, biobrandstof, make-up en in meer dan 50% van het samengestelde voedsel in supermarkten. Logisch dus dat er veel partijen zijn die zich richten op de winning ervan. Enorme bedrijven zoals IOI Group en First Resources, hoge politiecommissarissen en politici met een privéplantage, en uiteindelijk arme boeren met een paar palmen. De meesten van hen richten zich allemaal op hetzelfde land: Indonesië.
Het is vreemd om te bedenken dat de oliepalm eigenlijk niet voorkwam in Indonesië totdat Nederlandse kolonisten 13 exemplaren van de boom uit Afrika meenamen en in een Hortus Botanicus plantten. Van daaruit begon de palm aan een onstuitbare opmars over het rijk van de 18000 eilanden. Maar die opmars kwam met een hoge prijs. In 50 jaar is namelijk meer dan de helft van het oorspronkelijke regenwoud op Borneo en Sumatra gekapt om plaats te maken voor de palmen. Erger nog, van het woud dat er nog is zijn al grote stukken beloofd aan palmolieproducenten. Maar, waarom is dat erg? We hebben die olie toch nodig, en mensen verdienen er geld mee?
Ten eerste verdienen er maar weinig mensen echt geld mee. Veel boeren krijgen nauwelijks betaald voor hun palmvruchten, en in dienst van de bedrijven zijn de arbeidsomstandigheden veelal erbarmelijk. Amnesty International publiceerde in 2016 een rapport waarin zij beschrijven hoe de hoge eisen die de palmolieproducenten aan hun arbeiders stellen ertoe leiden dat kinderen van school worden gehaald om mee te helpen in de arbeid. Toch heeft de lokale bevolking meestal geen andere keus, want hun primaire inkomstenbronnen haalden zij op kleinere schaal uit het nu verdwenen regenwoud. Zoals in het dorp Pungkat, waar de traditionele inkomstenbron uit het bouwen van boten bestond. Maar, er zijn geen bomen meer om boten van te maken. Deze situaties leiden niet zelden tot conflicten en soms zelfs tot gewelddadige situaties tussen dorpelingen, bedrijven en bestuurders.
Ten tweede zijn de ecologische gevolgen dramatisch. Waar de bossen enkele jaren geleden nog letterlijk galmden van het leven is het nu stil. Olifanten, tijgers, orang-oetangs en honderden andere soorten kunnen niet leven op plantages. De laatste gebieden waar deze dieren in hun natuurlijke omgeving bij elkaar wonen worden dus verwerkt tot shampoo. Ten derde gebeurt de ontbossing vaak door het woud in brand te steken. Een boom is zo uitgebrand, zou je zeggen, en dat is ook zo. Maar de tropische veengrond eronder niet. De brand woedt soms wel zes meter onder de grond en is niet te blussen, waardoor hele delen van het land om de zoveel tijd in giftige rook gehuld worden. Bovendien snijdt het mes aan twee kanten, want de veengronden zijn een belangrijke natuurlijke opslagbron van CO2; naast dat we de longen van de aarde vernietigen, doen we ook nog eens hun klimaatwerk van honderden jaren teniet.
Weg met palmolie dus? Nee, zo makkelijk is het niet. Probeer het maar eens te vermijden. Op de meeste producten wordt namelijk niet expliciet vermeldt dat er palmolie in zit. Om producten met palmolie te vermijden moet je met een lijst met scheikundige namen van ingrediënten die van palmolie gemaakt worden langs de schappen in de supermarkt. Niet bepaald praktisch. Maar er zijn toch wel een paar grote boosdoeners? Nutella bijvoorbeeld, dat bestaat voor een kwart uit palmolie. Boycotten die hap? Ook dat lijkt niet de juiste stap te zijn. Nutella is juist één van de meest actieve bedrijven als het gaat om het verduurzamen van de palmolie-industrie. Velen mogen er van overtuigd zijn dat Nutella de duivel in bijna vloeibaar bruine vorm is, maar zelfs Greenpeace raadt een boycot van het bedrijf af. Waarom een partij straffen die zich zo actief inzet voor verbetering in de sector?
Toch blijkt die verbetering vreselijk lastig. De Indonesische regering pronkt graag met cijfers van de boshersteloperaties die het ministerie van Milieu en Bosbeheer uitvoert, maar die liggen significant onder de beloften die de regering in verkiezingstijd maakte. Daarnaast wijst men graag op de actieve rol van de Round Table of Sustainable Palm Oil (RSPO). Maar zoals bij veel van dit soort ‘ronde tafels’ zijn de criteria die voor duurzame palmolie uiteindelijk sterk verwaterd door de inmenging van de grote palmolieproducenten, en is handhaving van de regels problematisch. De tafel telt maar liefst 1300 leden die samen beslissen over het verduurzamen van de palmolieketen. Ook is het systeem ondoorzichtig, waardoor het traceren van palmolie lastig is. Als een partij als Ahold, de grootste Nederlandse afnemer van palmolie, claimt dat zij bijna volledig duurzaam palmolie inkoopt blijkt dat in praktijk vaak niet het geval te zijn. Dat komt door een systeem met meerdere certificaten die door elkaar heen gebruikt worden. De RSPO moet toezien op het correct handelen van de 1300 leden, maar heeft hier nauwelijks middelen toe tot zijn beschikking. Tot nu toe is slechts twee keer het lidmaatschap van een partij beëindigd omdat zij zich niet aan de regels hielden, waaronder het eerder genoemde IOI. De olie van IOI werd ondertussen dus jarenlang als duurzame olie verkocht.
Zijn er dan alternatieven voor de olie zelf? Jawel, maar olie van bijvoorbeeld raapzaad en soja heeft een veel lagere opbrengst per hectare dan palmolie en is dus een slechter alternatief. Op dit moment wordt er veel onderzoek gedaan naar olie die gewonnen kan worden uit algen, maar die is nog niet commercieel beschikbaar. En als de algenolie er wel komt is de gigantische palmoliesector ook niet binnen één dag veranderd. Om de negatieve effecten van palmoliewinning tegen te gaan lijken we dus toch meer druk op wetgeving en organen als de RSPO uit te moeten oefenen. Die druk moet uiteindelijk van de consumenten en inkopers komen, die daarin gesteund kunnen worden door bijvoorbeeld de Europese Unie. In dat kader heeft de EU in april een motie aangenomen om in 2020 alleen nog maar duurzame palmolie in te kopen, waarvoor een aanvullend certificeringssysteem gaat gelden.
En wij, wat kunnen wij zelf doen? Toch met een lijstje ingrediënten door de supermarkt struinen? Misschien dat niet direct, maar op de hoogte zijn van de producten waar palmolie in wordt verwerkt kan geen kwaad. Probeer het zoveel mogelijk te vermijden, daarvoor kun je bijvoorbeeld gebruik maken van lijsten met producten waar het in ieder geval níet in zit. Ook kun je erop letten dat je producten koopt met het RSPO-keurmerk, bij gebrek aan beter. Tenslotte kun je ook partijen steunen die zich sterk maken voor een duurzame palmolie-industrie, zoals Greenpeace en Solidaridad. Dat lijkt toch effectiever te zijn dan elke dag een pot Nutella leeglepelen om hun duurzame ambities te steunen.
Mooi stuk, helaas dat we er dus zelf niet zoveel aan kunnen doen.
Mooi stuk, helaas dat we er dus zelf niet zoveel aan kunnen doen.