Het stoerste jongetje van de klas
“Echt stoer” noemt minister Hoekstra de actie van 600 ambtenaren die de minister vragen om een “fundamentele verandering van het beleid”, nadat de minister voor de hoogste ambtelijke positie binnen het ministerie toch op het laatste moment een man naar voren heeft geschoven.
Ja, het is stoer dat de ambtenaren hier op deze manier aandacht voor vragen en hun onvrede uiten. Toch galmt er enige cognitieve dissonantie. Waarom moeten juist deze ambtenaren stoer zijn? Waarom heeft een bestuurder hier zelf niet hier vooraf over nagedacht? De dissonantie was er ook (en zelfs nog vele malen groter) toen John de Mol aangaf dat vrouwen eerder aan de bel moeten trekken. Nee John, “het ligt niet aan de vrouwen” was de reactie vanuit de vrouwen bij Talpa (and dare I say, vanuit heel Nederland).
Ik geloof graag dat minister Hoekstra en zelfs John de Mol oprecht hun eigen fouten hier niet zagen. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat ook als we zelf gedrag uit morele overwegingen afkeuren, zoals victim blaming of het structureel wegdrukken van diversiteit op de werkvloer, we blind zijn voor ons eigen gedrag. “Bounded ethicality” noemen Max Brazerman en Ann Tenbrunsel dit in hun boek Blind Spots. Zo hebben wij allemaal onze eigen geïnternaliseerde vooroordelen en voorkeuren en maken wij in de meeste gevallen niet eens bewuste keuzes, maar zijn wij in de meeste keuzes die wij maken als snel aangewezen op ons limbische systeem (ook wel ons instinctieve brein). Dit limbische, snelle systeem gebruiken we in gebruikelijke situaties. Wanneer we lang nadenken en echt in diepe deliberatie zitten, schakelen we over op het hersengebied waarin we analytische kosten-en-baten afwegingen maken en de voor- en nadelen van keuzes en gedrag (proberen te) overzien.
Maar hier lijkt nog een fenomeen te spelen. Die van het old boys network. Joris Luyendijk bracht recent zijn nieuwe boek “De zeven vinkjes” uit, waarin hij kijkt naar hoe zijn eigen omgeving ook zijn kijk op het leven heeft gemaakt. In de zeven vinkjes checkt Luyendijk zijn eigen privileges in het narratief wat is gebouwd om zijn succes. Zou dat anders zijn geweest als hij niet een witte man met een vwo opleiding zou zijn geweest, wiens ouders tevens een goede opleiding hadden genoten? Wat is de definitie van succes en wie bepaalt dat? Dat wil niet zeggen dat witte mannen geen succes verdienen, of dat niet-witte, niet-mannen, met een niet-Nederlandse achternaam en zonder vwo-opleiding nooit succesvol kunnen zijn. Het wil slechts zeggen dat de weg daar naartoe heel anders verloopt en minder vanzelfsprekend is (ongeacht van hoe je succes definieert).
Wat pas echt “stoer” is, is als het zogenaamde beste jongetje van de klas geen van deze vinkjes nodig heeft; als de mensen zonder vinkjes zonder belemmeringen ook mogen meedelen in het succes en in meedoen in het bepalen aan wat succes is. Daarmee bedoel ik dat als we kijken naar bijvoorbeeld de kwaliteiten van mensen, we ook buiten onze eigen kaders stappen. Wat maakt iemand een goede docent/dokter/bakker/zakenpartner/stoffeerder/marketeer? Zijn daar meer en andere kwaliteiten dan we tot nu tegenkomen op een vacature? En wat is een realistische maatstaf? Is dat het halen van een diploma? Het zelf aanleren van een vaardigheid? Staat dat op papier, blijkt dat uit praktijk, en wie beaamt die kwaliteiten? Dit zijn geen vragen waar we met een petitie over een nacht ijs de oplossing voor hebben. Dit vraagt een herstructurering van de samenleving en daar zit ook de crux van het probleem: als we ervan uitgaan dat iedereen mee mag delen in succes en dit op gelijke voet zou moeten, hoe kan iemand zonder vinkjes daadwerkelijk meedoen ‘zonder belemmeringen’?
Ik heb het antwoord op deze vraag niet. Hoe hef je belemmeringen op zonder anderen uit te sluiten? Is het wenselijk om belemmeringen voor de een op te heffen om die voor de ander te creëren? Ik zit daarvoor zelf te veel in mijn eigen kaders en vinkjes om daar eerlijk antwoord op te kunnen geven of zelfs partij tussen alle grote denkers op dit onderwerp te kiezen.
Hoe dan ook, het werken naar meer diversiteit betekent dat de mensen die we nu veel aan de top zien ruimte zullen moeten maken voor anderen; zeker als we heel eerlijk gaan kijken naar hoe die plek in de maatschappij is verdiend. Dat betekent dus niet totaal van het podium verdwijnen, maar wellicht kunnen we het podium groter maken. En als we dan toch aan dat podium aan het sleutelen zijn, kunnen we ook heroverwegen wat maakt dat iemand op dat podium komt en waar dat podium zelf eigenlijk van gemaakt wordt.