Het dagelijks leven

‘Werk!’ snoof Jasper en spoog op de grond.
Mark liep naast hem en keek hem verbaasd aan.
‘Het calvinisme dat van die term af druipt. Bah. Gekromde ruggen, zweet des aanschijns. Mannen met aktetassen en lange jassen die het brood voor het gezin verdienen op bruine kantoren. Die op maandag naar “het werk” vertrekken, nagekeken door vrouw en kind.’
‘Tsja,’ zei Mark twijfelend, ‘het beestje moet een naampje hebben toch? En het is toch wat je doet? Werken?’
‘Daar gaat het ook niet om. Met het werkwoord is niks mis.’ Jasper wuifde geïrriteerd met zijn hand. ‘Maar het is die hele wereld aan connotaties die wordt opgeroepen met het woord werk.’
Hij schopte tegen een steentje.
‘Wees blij dat je werk hebt bij zo’n mooi Nederlands bedrijf’ imiteerde Jasper de stem van zijn moeder. ‘Maar waar gaat het nou eigenlijk om?! Twee dingen Mark, twee dingen: geld en zingeving. Geld is een noodzakelijk kwaad waarvoor gewerkt moet worden. Autarkie is een illusie, ik kan geen boer, timmerman, jager, spellenbouwer en elektricien ineen zijn. Dus verricht ik werk dat andere mensen nodig hebben, en waarmee ik geld verdien om voor de arbeid van andere mensen te betalen.’
‘Tell me something new, Einstein’, spotte Mark, maar Jasper negeerde hem.
‘Maar, het gaat om meer. Want ook zonder te werken kan ik aan geld komen. Uitkeringsmogelijkheden genoeg, nietwaar? Het gaat er ook om dat ik iets doe met mijn leven.’
‘Dit kan alleen maar iemand uit de rijkste 20 landen van de wereld zeggen’, zei Mark.
‘Precies!’ riep Jasper. ‘Bij ons wordt met de paplepel ingegoten dat je “werk” leuk en nuttig moet zijn. Dat het niet alleen gaat om brood verdienen, maar om wat je met je leven doet. Wij vereenzelvigen onszelf met ons werk. Je bent wat je doet. Ga maar na, wat is de eerste vraag die je iemand stelt nadat je de basale naamsuitwisseling hebt gehad? Precies, een stupide zin als “wat doe je in het dagelijks leven?”’
‘Tsja …’, zei Mark weer.
‘Maar dat is het nu, Mark, dat is het nu net. Wat ik doe in het dagelijks leven, is leven. En wat ik doe om geld te verdienen is daar maar een klein onderdeel van wat mij betreft. Het is ons niet allemaal gegeven om als die Joodse schoenmaker te zijn, die elke keer dat hij een zool aan een schoen naaide de hemel en de aarde bij elkaar bracht.’
Mark keek wat bevreemd naast zich, maar Jasper keek hem hard in zijn ogen.
‘Ik ben meer dan mijn werk, Mark. En dat idee dat mijn leven geen zin heeft als mijn werk niet leuk, nuttig en belangrijk is, heeft de potentie om een verstikkende olievlek te zijn op dat leven.’
Voor een glimmend kantoorgebouw bleven ze staan. Jasper zuchtte, en terwijl hij de glazen draaideur instapte zei hij: ‘De volgende keer dat iemand mij vraagt: “wat doe je in het dagelijks leven?”, dan zeg ik: “ik ben Jasper, en daar heb ik mijn handen vol aan.”’