In den beginne… waar taal en tijd elkaar ontmoeten
In een tijdperk van in- en uitgaande mails, Whatsappjes, reminders, deadlines en agendaverzoeken is het makkelijk de draad kwijt te raken. We moeten altijd zoveel doen. En dan ook nog eens op tijd. Het liefst nu, voor je het weet ben je te laat. En het is onze taal die ons daarin versterkt, door onze nadruk op de tegenwoordige tijd, dit nu. Maar het kan ook anders. Wat kan een scheppingsverhaal en een andere taal ons vertellen over vluchtigheid, drukte en te laat zijn?
In den beginne בְּרֵאשִׁ֖ית
In den beginne schiep G’d den hemel en aarde.
En H/Zij zei, en er was, en toen kwam, en hij gaf, en er zal zijn, je zal hebben, en zo geschiedde.
Zo opent het eerste boek van Mozes. De aaneenschakeling van werkwoorden duizelt mij. De tegenwoordige tijd is hierin echter nauwelijks terug te vinden. Verleden en toekomende tijden wel. Dat is logisch, gezien het een verhaal over het ontstaan betreft: dat vertel je nu eenmaal in de verleden tijd. Het nu is te vluchtig voor het vaststellen van een ontstaan. Het gaat over wat er was en wat kwam, met hier en daar een profetische blik op wat gaat zijn in een toekomende tijd. Het geheel is een narratief, een plusquamperfectum. Minder chique gezegd, het is dezelfde toon en manier waarop een driejarige over zijn weekend vertelt (en toen… en toen… en toen…!). Het verhaal is zeer actiegericht: hoe personen er uit zien, of het een mooie dag was, of een hoofdpersoon in zijn nopjes was, we weten het eigenlijk niet. De acties staan centraal. Voor die actiegerichtheid geeft het Hebreeuws een mooie taalkundige ondersteuning: waar de tegenwoordige tijd ontbreekt, kan een deelwoord een persoon aannemen. Bijvoorbeeld: ‘ik loop’ bestaat niet. Wil je toch aangeven dat je op dit moment naar de voordeur loopt, dan heb je het over de lopende ik. Het werkwoord lopen, kan als deelwoord (‘de lopende’) duiden op een specifiek persoon. Afhankelijk van de persoon verandert het in vorm, maar het is en blijft een deelwoord en geen tijdsaanduiding. Daarmee kan het deelwoord theoretisch dus ook in andere tijden gebruikt worden. In de verhalende en actiegerichte context van het neerzetten van een ontstaansgeschiedenis, inclusief wettenboek, zijn dit begrijpelijke taalkundige keuzes.
Maar, opmerkelijk is dat dit heden ten dage nog zo is. Ongeveer tweeduizend jaar later, in ons huidige tijdperk met deadlines en reminders, kent het Modern Hebreeuws (Ivriet) nog steeds geen ‘echte’ tegenwoordige tijd. De oorzaak hiervan ligt in de ontstaansgeschiedenis van het Modern Hebreeuws uit het Bijbelse Hebreeuws. Dit Hebreeuws ‘fossiliseerde’ rond het jaar 200: de taal hield op gesproken te worden in het dagelijks leven. In plaats daarvan werd het een liturgische taal, een taal die wordt gebruikt in religieuze sferen. Daarmee bleef de taal geborgd in religieuze gemeenschappen, maar werd niet verder doorontwikkeld, zoals dat met gesproken talen van nature gebeurt. Op het moment dat in de 19e eeuw het concept van de natiestaat geboren werd, duurde het niet lang voordat het Hebreeuws in een nieuw jasje gestoken werd om als nationale taal te kunnen fungeren. Omdat voor de taal de tijd ruim 1600 jaar had stilgestaan, ontbraken er veel essentiële woorden en uitdrukkingen. Daarnaast moest de eerste spreker met als moedertaal Hebreeuws nog geboren worden. Dit Oud-Hebreeuws met haar grammaticale constructies en specifieke klanken, waarvan niemand meer precies wist hoe ze werden uitgesproken, leende zich daar moeilijk voor. Een Italiaan zal vandaag de dag ook moeite hebben om bij de klantenservice in het Latijn uit te leggen dat zijn Apple-watch niet goed de berichten uit de cloud ophaalt die wel op zijn laptop binnenkomen. Het Bijbelse Hebreeuws onderging daarom een metamorfose om gemoderniseerd en gebruiksvriendelijker door het leven te gaan. Het meest bekende brein achter deze exercitie was de Oost-Europese Eliëzer Ben-Yehuda. Ben Yehuda wilde een taal tot stand brengen die weer in het dagelijks leven gebruikt kon worden en makkelijk te leren viel, zodat mensen de taal ook daadwerkelijk zouden gaan gebruiken. Daarbij wilde hij niet afdoen aan het feit dat taal complex van structuur is en ieder woord ook weer cultuur in zich meedraagt. Daarin stond Ben Yehuda voor keuzes in woorden en taalstructuur: leen je van het Arabisch, ‘neefje’ van het Hebreeuws en meest wijd gesproken Semitische taal, behoud je Bijbelse elementen om de connectie met de geschiedkundige relatie met de oorspronkelijke taal en volksgeschiedenis te behouden of put je uit Romaanse, Germaanse en Slavische talen om het Modern Hebreeuws leven in te blazen en ook toegankelijk is voor Europese migranten? De uiteindelijk gemaakte keuzes zijn vandaag de dag terug te vinden in Israël.
Een van die keuzes was het weglaten van de tegenwoordige tijd. In Indo-Europese talen en in het Arabisch heeft het werkwoord een eigen vorm voor de tegenwoordige tijd, naast eventuele deelwoorden. Zo kent het Engels zowel ‘I walk’ als ‘I am walking’, en kent het Arabisch een vergelijkbaar concept. Het Hebreeuws heeft dat niet en vormt daarmee een ander concept van tijd. Het nu is te kort. Alles was of zal zijn, maar vrij weinig is. Het enig wat wel is is de de actie zelf: de doener, de lopende, de gaande. Daarmee is tijd een aaneenschakeling van momenten van het nu, van allerlei acties. Dit specifieke concept van tijd is op zichzelf niet exceptioneel, maar de zodanig verankering daarvan in een taal wel – met name in een nieuw ontwikkelde taal, waarin die keuze expliciet zo gemaakt is. Het nu wordt zo vluchtig en kort en heeft daarmee eigenlijk geen bestaansrecht. Daartegenover geeft het deelwoord juist daden een bestaansrecht, dat wat je doet. Te laat zijn kan dan eigenlijk niet, want te laat bestaat niet voor een woord dat in meerdere werkwoordstijden gebruikt kan worden. Voor mij is dit een geruststelling in onze gehaaste wereld: er lijken dus meer keuzes te zijn om te kijken naar onze deadlines en reminders dan onze eigen taal suggereert.
Aan het begin van dit jaar een themamaand over nieuwe beginnen. De verschillende experts van Kaf hun licht schijnen over iets starten, beginnen, en soms weer opnieuw beginnen. Hoe werkt beginnen, waarom benoemen we het en wat is het effect van iets beginnen?