Jan met de pet
Waarom wordt de man op straat nog steeds geïnterviewd?
Ik begrijp dat de gemiddelde Nederlander voor de media een lekker gemakkelijk te maken en goed wegkijkend format is. En door een voorbijganger naar zijn visie te vragen, laat je niet alleen de stem van het volk aan het woord, maar scoor je ook nog eens bij twee verschillende groepen. De ene groep kijkers voelt zich herkend door deze stem van het volk, de andere groep kijkers voelt zich verheven. Ik hoor trouwens bij die tweede groep: ik voel me ineens heel slim als ik de visie meekrijg van iemand die op dinsdagmiddag uit de Coolcat in Tilburg komt gelopen.
Even een beetje theorie. Jurgen Habermas schreef halverwege de vorige eeuw in dit boek over de verhouding tussen media en samenleving/politiek. Volgens hem is absolute openheid een belangrijk fundament voor een betere invulling van de democratie. Want wanneer alle zaken tegenover elkaar gezet worden, zullen de meest redelijke standpunten volgens Habermas de discussie overwinnen.
Als je kijkt naar de ontwikkeling van de journalistiek in Nederland vanaf de jaren zestig, zou je om twee redenen kunnen zeggen dat er steeds meer sprake is van deze absolute openheid. Ten eerste is het media-apparaat simpelweg omvangrijker geworden dan ooit. (Meer output, dus we komen dichter bij ultieme volledigheid van zaken.) In de tweede plaats is de journalistiek zich steeds minder gaan inhouden ten opzichte van instituties en hebben ze vandaag de dag een uitermate kritische basishouding.
Nu presenteert de journalistiek zichzelf vandaag de dag graag met de hoofdambitie om verborgen negatieve zaken zichtbaar te maken en aan de kaak te stellen. Volgens mij is dat alleen niet zozeer uit politieke en ideologische overwegingen, maar wordt dit in de eerste plaats gedaan vanwege de commerciële goudmijn die daarmee vrijkomt. De (top van de) journalistiek weet namelijk als geen ander dat door je af te zetten tegen een bepaald bolwerk, je sympathie creëert onder buitenstaanders van dit bolwerk. En als je dit ook nog eens doet met een bepaalde habitus, die overeenkomt met de habitus van de gewone burgers dan scoor je. Deze gedeelde habitus zie je bijvoorbeeld terug in zaken als taalgebruik, simplificatie en ironie.
Mijn stelling is: het is prima dat journalistiek en burgers elkaar hebben gevonden, maar nu is het geval dat de journalistiek zich in haar output laat inkaderen door het niveau van de burger en daar bijna niet buiten treedt, waardoor er geen kenniscumulatie optreedt. Het zou beter zijn als de journalistiek meer zijn verantwoordelijkheid zou nemen. Juist door een stapje verder te gaan en iets meer de complexiteit van debatten te respecteren draag je bij aan een waardevol democratisch debat. Tijd om na te denken over een nieuwe invulling van de journalistieke code.