Kappersbezoek
De kapper vraagt wat voor verhalen ik schrijf. Jaren geleden had ik vol overtuiging gezegd dat ik, geïnspireerd door Paul van Loon en Stephen King, het liefst horrorverhalen op papier zet. Maar, ik schrijf geen horror meer. Ik ben als schrijver mijn favoriete genre voorbij gegroeid. Er staat muziek op in de zaak, volgens de kapper is het een afspeellijst met willekeurige nummers. Ik hoor punk, rock, metal en er klinkt ook wat country en folk tussendoor. Tot mijn verrassing wordt zelfs Burn the Witch van Radiohead afgespeeld.
“Mijn verhalen,” zeg ik, “zijn absurdistisch. Ik neem een onderwerp en ga daar dan net zolang op door tot het een vervreemdend effect krijgt.” “Absurdistisch?” zegt de kapper. Met de tondeuse scheert hij het haar bij mijn slapen weg. “Ja,” zeg ik. “Een beetje als wat Hans Teeuwen doet.” “Hij is toch heel grof? Schrijf jij dan ook grove verhalen?” “Nee…”
Terwijl mijn wangen worden gladgeschoren zoek ik naar een beter antwoord. Misschien moet ik het gooien op het surrealisme, verwijzen naar David Lynch. Maar dan moet ik dat allemaal gaan uitleggen. Ik kan natuurlijk ook zeggen dat mijn verhalen voor zich spreken, ik vind dat weer zo gruwelijk elitair klinken. Ik kan mijn verhalen ook beschrijven als humoristisch, maar lang niet alles wat ik schrijf is grappig. “Ik wil ongemak oproepen, schuren. Dat je je afvraagt waar het nou naartoe gaat.”
Na het knippen, scheren en trimmen heb ik weer een lekker kortgeknipte kop en een strak getrimde baard en snor. Met een zwierig gebaar haalt de kapper het doek weg en veegt de haren op een hoop. “Wat je zei, dat je je afvraagt waar het naartoe gaat,” zegt de kapper, “dat ken ik wel. Als ik high ben, dan vraag ik mij altijd af waar mijn gedachtes naartoe gaan. Is het zoiets?” Ik denk er even over na. “Ja,” zeg ik. “Het zou heel goed zoiets kunnen zijn.”