Verlaten

Hij moest het Roel nageven, dit was ongelofelijk. Sterker nog, misschien was dit wel het hoogtepunt. Tamelijk letterlijk zelfs, dacht Dave, terwijl hij naar beneden keek. Twee mannen in een oranje vest liepen ver onder hem rond het gebouw. Niet ongewoon, vooral niet omdat hij tussen de bomen door iets verderop het begin van een woonwijk zag. Ze hadden hem niet gezien, hij was het nog niet verleerd. De wind zuchtte en Dave staarde naar een ekster die een verdieping onder hem neerstreek.
Het waren deze momenten die hem het idee gaven dat hij wist hoe die vogel zich moest voelen. De stilte en de wind versterkten elkaar, zo hoog boven het leven van de stad onder hem. Hij keek op zijn horloge. Tien voor twee. Hij was altijd eerder dan Roel geweest als ze niet samen hadden gereisd. Nog nooit had hij nagedacht waarom dat eigenlijk zo was, maar vandaag was anders, en anders deed hem ook anders denken. Eigenlijk wist hij het wel. Hij werd niet graag opgewacht, vooral niet op onbekende plekken. Meestal kwam hij daarom ongeveer een kwartier eerder aan, om een rondje te lopen en een eerste indruk te krijgen. ‘Hierheen’, zei hij dan als Roel aankwam, waarna ze zwijgend naar binnen zouden gaan. Maar vandaag was anders. Hij was boven en keek zwijgend hoe de ekster wegvloog van het beton. Vreemd eigenlijk, dacht hij, dat de geluiden van de stad zo weinig doordringen hier. Hij kon de eerste huizen immers al zien. Maar de bomen langs de oprijlaan hielden de wereld buiten; hier begon een nieuwe, zorgvuldig gecreëerde samenleving. Een illusie van afzondering en rust die jarenlang duizenden mensen naar het kleurige beton had gelokt. Dave klopte met zijn rechterhand op de muur naast hem. De verf was afgebladderd en het grijze steen eronder voelde vochtig. Het hotel staarde hem aan als een oude goochelaar die zijn kunstjes verleerd was, waardoor er niets anders overbleef dan een holle hoge hoed. ‘Abracadabra’, zei Dave terwijl hij wegliep van het raam. Zijn stem klonk vreemd hard en misplaatst, een indringer aan een verlaten sterfbed.
Vandaag was het precies achttien jaar geleden dat ze hun eerste fotoserie hadden gemaakt. De plaatjes van een verlaten school uit de oude Pentax van Roels vader trokken grote belangstelling. Weliswaar binnen een kleine kring bekenden, maar toch, het had iets losgemaakt in de toeschouwers. ‘Dat dit nog bestaat!’ riep moeder uit. Dave had geglimlacht. ‘Hoe bestaat het. Hoe be-staat het!’ declameerde vader. Die overdreven retoriek van hem krabde met een lange nagel in Daves oren. Toch grijnsde hij weer. Zijn vader deed hem aan de school denken, oud en leeggelopen. Die schaduw van het verleden was ook wat Roel en hem naar de verlaten gebouwen trok. Je proefde en voelde een naderend einde als je er rondliep, alsof er een vergeten bewustzijn uit de poreuze muren sijpelde. Struinend door de lege lokalen zag Dave in gedachten kinderen in korte bruine ribbroekjes, opgehouden door bretels, achter de nu stoffige tafeltjes zitten. ‘Piet!’ schalde de stem van een pinnige lerares in groene rokken door het lokaal, een liniaal dreigend in haar handen. Terwijl Dave droomde veegde Roel met zijn vingers over een glazen pot die ergens op een plank stond. Door het stukje schoongeveegde glas staarde een volledig intact muizenskeletje hem aan, de pootjes nog klauwend tegen de wand. Een onopgemerkt biologie-experiment dacht Roel, en drukte af. Die bewuste foto had jarenlang op het bureau van Roel gestaan, en was ook later een grote publiekstrekker geweest. Na verloop van tijd verschenen hun foto’s steeds vaker op internet en vonden daar gretig aftrek. Hun reportages van scholen, ziekenhuizen, theaters, stations en wat al niet meer vormden een drukbezocht kerkhof van vergeten vergaarplaatsen.
De lichtschakelaar maakte een klikkend geluid, maar het enige licht in de gang bleef het zonlicht dat door de openstaande kamerdeuren het dikke tapijt bestreek. Trapezia van licht, dacht Dave, verbaasd en lichtelijk trots dat hij het woord nog wist. Het rook er naar, ja, naar wat? Ironisch genoeg was de gedachte die bij hem opkwam die aan een oud hotel. Aan talloze voeten die slechts enkele keren kortdurende afdrukken hadden achtergelaten in het donkerrode tapijt. Aan het vaste paadje dat de roomservicekelner aflegde, een dienwagen met geurende schotels voor zich uit duwend. Dave sloot zijn ogen en haalde zacht adem door zijn neus, alsof hij aan een tere bloem rook, en hield de lucht vast. De atmosfeer in de gang had zich met de jaren nog verder van de werkelijkheid vervreemd, maar Dave proefde de geur van gestoomde zalm, vermengd met die van veel en dure parfums, van aftershaves en schoonmaakmiddelen, van leren koffers, maar vooral van mensen. Vanaf de feestelijke eerste opening was het hotel een brandpunt van ontmoetingen geweest, van levens die elkaar vluchtig aanraakten en weer doorvlogen, soms danig uit koers gebracht. Hoeveel kinderen zouden hier zijn verwekt, vroeg Dave zich af terwijl hij een andere deur opende. Het grote bed stond nog in de kamer, te oud en onhandig om verplaatst te worden. Dave voelde medelijden met de kamermeisjes die dag in dag uit de soms nog vochtige lakens met wolken tegelijk verzamelden en vervingen. Verwachtingsvol wit parelde de stof hem in zijn hoofd tegemoet, in werkelijkheid zag hij een bruin en verweerd matras. Dave trok het laatje van een doorgezakt nachtkastje open. Verdraaid. Zo door God verlaten was deze plek dus ook weer niet. Hoe Roel aan deze plek was gekomen was hem een raadsel. Zo openbaar en afgezonderd tegelijk. Waar bleef hij eigenlijk? Daves horloge gaf vijf minuten voor twee aan. Nog vijf minuten, en Roel was stipt. Buiten ging een schoolbel.
Dave was van hen tweeën altijd de dromer geweest. Dat de uitwerking van deze dromen vervolgens voornamelijk door Roel werd gedaan had hij niet meer dan terecht gevonden. Ongewild was hij immers elke minuut van de dag al bezig met het bedenken van de volgende stap in hun avonturen. Roel, die was goed in het opsporen van dingen. Het eindeloos zoeken, graven en vastbijten. Dave had daar geen geduld voor, zijn gedachten dwaalden direct af en na vijf minuten was hij met iets volstrekt anders bezig. Nee, Roel was degene die de gebouwen vond. Dave droomde van een oud theater, het rood pluche grijs onder het stof. Roel zocht en vond het. Vervolgens pakten ze hun toestellen in en ontmoeten elkaar op het punt dat Roel aangaf. Zo was de orde der dingen en zo hoorde het, vond Dave. Met hun camera’s in de aanslag dwaalden ze rond in de verlaten gebouwen, zwijgend, in een eerbiedig stilte die alleen onderbroken werd door hun voetstappen en het klikken van de sluiters. Roel fotografeerde gangen met afgebladderd behang, Dave lege stoelen. Roel een grote lege ontvangsthal, Dave het portiershokje vol vergeelde, half ingevulde kruiswoordraadsels. Hij was altijd meer geïnteresseerd geweest in de mensen die lang geleden grote gedeelten van hun leven hadden doorgebracht in de nu verlaten panden, terwijl Roel meer oog had voor het gebouw zelf. Zo was het eigenlijk ook buiten hun gezamenlijke tochten, en als Dave terugdacht zag hij daar de oorsprong van wat er zou gebeuren. Het had niet anders gekund, en als hij heel eerlijk was had hij dat ook geweten toen Roel Leonie aan hem voorstelde.
‘Shit.’ Het woord scheurde de magie. Dave groef in zijn zak en haalde woedend zijn telefoon tevoorschijn. Hij was zo opgegaan in het ouderwets avontuurlijke gevoel dat hij er niet bij stil had gestaan dat dit kon gebeuren. Het schermpje lichtte op en het apparaat trilde woest. Natuurlijk was het Roel niet, die wist wel beter. Maar zij, zij kon het niet weten, en toch voelde hij een grote woede in hem opkomen. Hoe durfde ze hem nu te bellen! Bijna had hij de neiging om op te nemen. Niet om te schelden, dat was een kleinzielige manier van uiten, maar om haar met ingehouden woede, witheet en ijskoud tegelijk, te woord te staan. Ze lokte het uit, hij kon het niet laten. Dave keek weer naar het schermpje, en langzaam veegde hij met zijn vinger omhoog. Dag schat, dacht hij met een vilein lachje op zijn lippen, en Leonie verdween van zijn scherm. Ze moest eens weten. Hij had zich voorgenomen niet over haar te spreken met Roel, en hij wist zo goed als zeker dat Roel daar stilzwijgend mee in zou stemmen. Aan de andere kant, het was Roel geweest die het initiatief had genomen voor deze ontmoeting. Een vaag gevoel van onbehagen bekroop hem. Buiten ging de schoolbel weer. Daves horloge wees precies 2 uur aan.
Op de ochtend dat Leonie naast hem wakker was geworden wist Dave dat het over was. Roel was toen ongeveer anderhalf jaar met haar samen, maar in die jaren was er een ondragelijke spanning ontstaan tussen haar en Dave. Van de eerste keer dat ze hem een hand gaf, en hij die iets langer vasthield dan nodig, tot die laatste avond in café ‘Paris’. Daar was het zo druk geweest dat ze dicht tegen elkaar aan stonden en Roel niet zag dat zijn hand op haar onderrug lag. Leonie had zich mee laten voeren in de maalstroom die Dave voor haar creëerde, en Roel was machteloos. Toen Leonie die bewuste ochtend met tranen van wroeging naar Dave opkeek, had hij gek genoeg geen spijt gevoeld. Het enige was dat hij wist dat het nu over was, en hij had gelijk. Vriendschap, kameraadschap, Roel was rechtlijnig als het daar op aankwam. Leonie was radeloos en probeerde Roel op alle mogelijke manieren te vermurwen, maar hij liet zich zelfs niet zien. Huilend had ze zich in Daves armen gestort en als een bevend vogeltje beschutting bij hem gezocht. Ze was bij hem gebleven, uit schaamte voor zichzelf en voor de wereld, maar haar hoofd bleef bij Roel en bij wat zij hem had aangedaan. Eerst was dit Dave niet eens opgevallen, maar het begon hem steeds meer tegen te staan dat zij zo afwezig was, zich statisch en plichtmatig tegenover hem gedroeg. Als hij naar haar keek zag hij een gezicht dat bevroren was in een snik, en naarmate de tijd verstreek begon Dave steeds vaker de neiging te krijgen die snik naar buiten te trekken. Hij tergde haar en ze beefde voor hem, hij dreigde en ze kroop voor hem. Ondanks dat hij volledige controle over haar had voelde Dave zich machteloos, en die machteloosheid maakte hem razend. De jaren verstreken, en ze hoorden al die tijd niets van of over Roel. Totdat, op een zondagmiddag, Dave een vage kennis tegenkwam die hem vertelde dat Roel terug was gekomen uit Bermuda. Bermuda, had hij gedacht, originaliteit was nooit Roels sterkste punt geweest. ‘Gaan jullie weer foto’s maken?’, had de kennis gevraagd. Dave had zijn wenkbrauwen gefronst en niet geantwoord. Thuisgekomen dacht hij na. Roel was terug. Wat zou er in hemelsnaam gebeuren als dat nieuws Leonie bereikte? Ineens kneep hij zijn ogen een beetje samen, zijn mondhoek trilde licht. Hij haalde diep adem en bedacht dat hij met het plan dat hem net was ingevallen in één keer van het probleem af zou zijn.
Twee uur. Ze hadden afgesproken om van boven naar beneden te werken, en elkaar bovenop het hotel te ontmoeten. De liften waren al lang geleden gestopt met werken, dus nam Dave de noodtrappen naar boven. Gek genoeg was het hotel nergens ten prooi gevallen aan graffiti-artiesten. Het trappenhuis was kaal, het gladde beton weerkaatste zijn voetstappen duizendvoudig in de dikke stilte. Loshangende elektriciteitsdraden tikten zacht tegen het steen. Toen de treden ophielden stond Dave voor een deur met een metalen duwbalk. Hij duwde er hard tegen maar viel bijna op de grond toen de deur ineens openvloog onder zijn gewicht. Die moet onlangs nog zijn opengemaakt, dacht Dave terwijl hij opkrabbelde. Roel natuurlijk, het was immers al twee uur geweest. Hij stapte het dak van het hotel op. Over de hoge dakrand zag hij aan de horizon de stad liggen, maar hij zorgde dat hij in het midden van het dak bleef staan. Stel dat er toevallig iemand met een hond langsliep en de politie zou bellen, dat zou zonde van de expeditie zijn. Maar waar was Roel in hemelsnaam? Dave liep een rondje om grote ventilatoren en buizen heen, maar nergens een teken van Roel. Een ekster landde op de dakrand en keek hem nieuwsgierig na terwijl hij weer naar de deur liep. Terug in het trappenhuis ging op het moment dat de deur achter hem dichtviel zijn telefoon weer.
Het plan was precies zo gelopen als hij had gedacht, zelfs zoals hij had gehoopt. Toen Leonie en hij ’s avonds aan het eten zaten had hij zich laten ontglippen dat Roel terug was in het land. Ze was lijkbleek geworden, de lepel in haar hand had zo getrild dat alle erwten er vanaf vielen. Hij deed alsof hij het niet zag, maar toen hij haar alleen liet en aan de deur luisterde, hoorde hij hoe ze met verstikte stem opbelde naar een vriendin om te vragen of het waar was. Ze was in snikken uitgebarsten en had de hoorn op de haak gesmeten. Snel was Dave naar zijn kamer gelopen, waar ze even later met drooggewreven ogen verscheen. Een luchtje scheppen had ze gezegd, ze moest even naar buiten. Met een handgebaar had hij het toegestaan. Hij wist dat ze nu naar het huis van Roel zou snellen, om daar vervolgens vertwijfeld voor de deur te blijven staan. Verscheurd door schuld, plichtsbesef en liefde zou ze absoluut niet de stap durven zetten om daadwerkelijk aan te bellen. Hij had haar voor een onmogelijk dilemma gesteld. De man die ze bedrogen had proberen terug te winnen door dezelfde zonde nogmaals te begaan? Op dit moment wist ze niet eens of Roel haar wel daadwerkelijk in zijn armen zou sluiten als ze zich door zijn voordeur zou storten. En als dat misging, dan had ze niks meer. Dave wreef in zijn handen terwijl hij zich dit allemaal voorstelde en draaide een rondje in zijn bureaustoel. Toen ze drie uur later binnen kwam zat hij in zijn stoel op haar te wachten. Hij sprong op en pakte haar gezicht met zijn rechterhand beet. Met zijn ogen halfdicht en een kleine glimlach zag hij de tweestrijd als vonkjes in haar ogen schitteren, haar gezichtje een slagveld van emoties en keuzes. Maar toch, er miste iets. De radeloosheid die hij had verwacht was verdwenen, evenals de snikken die altijd binnen handbereik lagen. Het leek wel alsof ze door hem heen keek in plaats van voor hem ineen te krimpen. Ze is gebroken, dacht hij plotseling terwijl hij haar gezicht losliet, dit was de laatste druppel. Ze bleef stil naar hem staan kijken en draaide zich toen afwezig om. Sindsdien had ze zich steeds meer teruggetrokken en bleef ’s avonds uren weg, om verkleumd thuis te komen. Hij wist zeker dat ze nog steeds nooit bij Roel naar binnen was geweest, dat ze nog steeds in een radeloze vertwijfeling door de straten zwierf. Toen wist hij ook dat het tijd was om de laatste stap van zijn plan in werking te zetten. Het liep tot nu toe precies zoals hij had gedroomd, als vanzelf. Het nummer van Roel was niet moeilijk te achterhalen, maar het daadwerkelijk intoetsen ervan was dat wel. Bijna had hij opgehangen toen de zo bekende stem aan de andere kant opnam. Met een niet gespeeld brok in zijn keel had hij Roel gesmeekt om niet meteen op te hangen en, al was het maar even, naar hem te luisteren. Verbazingwekkend genoeg had dat niet eens zoveel moeite gekost, het leek wel alsof Roel zijn oproep verwelkomde. Even kreeg Dave het vreemde gevoel dat Roel op zijn telefoontje had gewacht, maar de moeite die hij moest doen om oprecht over te blijven komen verdreef die gedachte snel. Toen de afspraak was gemaakt blies hij langzaam de adem uit die hij tijdens het gesprek had vastgehouden, en draaide rond op zijn stoel. Vertellen zou hij het haar niet. Of wel, natuurlijk, maar pas als ze de foto’s zag. Over laatste druppels gesproken.
Dave keek naar zijn horloge. Twaalf over twee. Op de trillende telefoon in zijn hand stond een nummer dat hij nooit had opgeslagen, maar waarvan hij wist dat het van Roel was. Roel belde. Vandaag was anders, maar dit was meer dan anders. Dit was ronduit raar. Dave trok de deur die naar het dak leidde dicht en liep het trappenhuis in. Met een vreemd voorgevoel nam hij op.
‘Roel?’
‘Nee.’
Ze zei het resoluut en triomfantelijk, zelfs een beetje verleidelijk. Dave voelde hoe zijn gedachten als een ijskoude sneeuwstorm door zijn hoofd begonnen te razen. Leonie was in het huis van Roel, en ze belde hem op. Ze wist dat hij had afgesproken met Roel, dat kon niet anders, maar waar was Roel?
‘Mooi hè, het hotel?’ Ze klonk volledig op haar gemak. Zo had hij haar alleen gehoord voor Roel was verdwenen. Hij knikte wezenloos maar bedacht toen dat ze dat niet kon zien.
‘Waar is Roel?’ vroeg hij. Zijn stem klonk hoger dan hij wilde.
‘Hier.’ Zei ze, en hij hoorde haar glimlachen. ‘Hier.’ Op dat moment wist hij dat het mis was.
‘Roel!’ vroeg hij scherp, ‘wat gebeurt hier?’ Zijn stem weerkaatste als een kogel tegen het beton.
Ze zuchtte. ‘Nee Dave, dit keer luister je naar mij.’ Dave hoorde zijn eigen ademhaling in de telefoon. ‘Ik voel het,’ zei Leonie, ‘je bent bang.’ Even was het stil, ze koesterde het moment. ‘Jarenlang ben ik bang geweest, en jij dacht dat ik bang was voor jou. Misschien was dat ook wel zo, maar ik was vooral bang voor mijzelf. Voor wat er zou gebeuren als Roel terug zou komen. En nu is hij terug.’ Ze lachte kort, en Dave voelde haar stem als een rilling over zijn rug lopen. ‘Ik heb mijzelf nooit vergeven dat ik aan jou toegaf terwijl ik bij Roel hoorde. Weet je, ik had zelfs niet gedacht dat ik zo’n misstap zou kunnen maken. Dat ik daar toch toe in staat was, was een ongelofelijke schok. Ik kon mijzelf niet meer aankijken, en als ik eraan denk wat het met Roel deed ben ik blij dat hij zo lang is weggebleven. Waarom? Omdat ik die tijd bij jou verdiende, Dave. Ik verdiende … jou.’
De grijze wanden leken te bollen en haar stem kwam van ergens diep in zijn hoofd.
‘Boetedoening, zou je het kunnen noemen, maar ik houd niet van die grote woorden.’ Ze zuchtte kort, alsof ze geïrriteerd was, maar klonk verrassend geamuseerd toen ze verder sprak.
‘Wat dacht jij eigenlijk, Dave, toen Roel terugkwam? Dat ik letterlijk weg zou kwijnen? Dat ik zou breken en uiteindelijk zou verdwijnen, op wat voor manier dan ook? Nou ja, in zekere zin heb je gelijk, alleen ben ik niet degene die verdwijnt.’ Ze grinnikte.
‘Wat is dit?’ riep Dave ineens. Zijn stem was terug, maar zijn gedachten leken onder een deken van bevroren wolken te liggen. Wat hij zei was niet wat hij wilde zeggen, en een woeste angst maakte zich van hem meester.
‘Roel was degene die contact legde’, vervolgde ze onverstoorbaar, ‘niet ik. Roel stak zijn hand uit, na al die jaren, omdat hij besefte dat niet ik de grootste verrader was. Het is onvergefelijk wat ik gedaan heb, ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen, maar Roel is groter dan ik ben. Hij vergaf mij, maar jou kon hij niet vergeven. Waar ík jaren op hem wachtte zorgde jij dat die jaren voor mij decennia leken. Alsof die vriendschap met Roel nooit bestaan had, jij vergat hem, alsof dat was waar je al die tijd al op gewacht had!’
De vonken van haar stem schroeiden zijn gehoorgang. Plots hoorde hij een zacht, hoog getik aan de andere kant van de lijn, precies op het moment dat Leonie adem haalde, als van een vingernagel op een kleine glasplaat.
‘Ja, je hebt gelijk.’ zei ze zacht, en duidelijk niet tegen hem. Het was even stil en ook hij zei niets, de mist in zijn hoofd verlamde hem. Maar haar stem sneed door de wolken, koud en scherp: ‘Vriendschap en liefde zijn te kostbaar om door mensen zoals jij misbruikt te worden. En waarvoor? De naam die het antwoord is op die vraag doet me walgen, Dave! Dave de dromer, Dave de denker! Maar, Dave, jij bent jouw eigen blinde vlek. Je was nooit goed met feiten, de werkelijkheid was er immers om naar jou hand te zetten. Jij droomde, Roel deed. Zélfs vandaag, voor de dag die je zo gedroomd en gepland had, zag je alleen wat je wilde zien: je eigen krankzinnige plan. Maar vandaag droomden en deden wij, en jij kwam.’
Dave was begonnen met lopen op het moment dat Leonie in de verleden tijd begon te praten. De mist strekte zich uit van zijn hoofd naar zijn hart, en met ongecontroleerde bewegingen, de telefoon in één hand, probeerde hij uit alle macht de deur naar het dak te openen. Zijn vrije hand trilde zo dat het niet lukte, maar de telefoon hield hij hard tegen zijn oor gedrukt.
‘Als je de werkelijkheid had gezien, Dave, als je niet alleen naar binnen had gekeken, dan was dit nooit gebeurd.’ Haar stem leek te haperen, en weer hoorde Dave dat vreemde getik. Onwillekeurig keek hij op zijn horloge. 1 minuut voor half 3. De schoolbel klonk weer, maar dit keer hield het geluid aan. Het zwol aan tot een oorverdovend volume, en het leek wel alsof de loshangende elektriciteitsdraad naast hem ineens begon te zoemen.
‘Leonie?’ zijn stem klonk schor.
‘Vaarwel Dave.’
Op dat moment gaf de deur mee en werd Dave verblind door het licht dat hem overspoelde.
Een ekster vloog krassend voor de stofwolk uit, en Ger krabde onder zijn veiligheidshelm. Het was warm vandaag en de helm verergerde zijn roos. Ook het oranje veiligheidsvest hielp niet, maar zonder helm en vest kon hij zijn werk niet doen. Het was goed gegaan vandaag, alleen had het hem verbaasd dat er zo weinig toeschouwers waren. Normaal was er behoorlijk wat belangstelling bij het opblazen van oude gebouwen, maar blijkbaar was dit geen bekende plek. Jammer, dacht Ger, ik had nog even naar binnen moeten gaan om wat foto’s te maken. Maar zijn leidinggevende had het daar niet zo op, en bovendien, die foto’s van lege gebouwen waren al een tijd passé.
Kop koffie en lezen :)
RT @kafBlog: Nieuw op #Kaf: het korte verhaal! Het eerste verhaal is ‘verlaten’ van Daniël. http://t.co/UbBi29WSaI
RT @joop_niknil: Kop koffie en lezen :)
RT @kafBlog: Nieuw op #Kaf: het korte verhaal! Het eerste verhaal is ‘verlaten’ van Daniël. http://…