Mijn walvis
Ik wacht op de walvis. Ik drijf in de uitgestrekte zee, zonder ook maar een streepje land in zicht. Deze droom heb ik de afgelopen weken vaker gehad. Er duikt dan een walvis op die traag op mij afzwemt. Als hij zijn bek opent, klaar om mij weg te happen, word ik wakker. Ik begrijp wel dat ik over hem droom. Ik lees Moby Dick, het boek waarin kapitein Achab op het ziekelijke af geobsedeerd is door de gelijknamige walvis. Was Achab woest dat dit mythische zeewezen zijn lichaam beschadigde, ik zie de walvis als mijn angst voor het onbekende.
Want wat gebeurt er als ik word opgeslorpt? Kom ik in een donker gat terecht, moet ik mijzelf beschermen tegen zijn scherpe tanden en malende kaken? Slikt hij mij in één keer door? Geen idee. Al speelt het zich af in mijn droom, het is en blijft doodeng om het mee te maken. Ik word al claustrofobisch van de onpeilbare en raadselachtige dieptes van de oceaan, de walvis maakt mij helemaal angstig.
Die onrust speelt zich ook af in de echte wereld. Net als dat ik geen idee heb wat er gebeurt als ik eindig in de bek van de walvis, zo weet niemand wat de toekomst ons nu kan bieden. Wanneer mogen wij weer naar buiten, onbekommerd reizen, concerten bezoeken, naar de bioscoop? Dat knaagt. Zeker voor iemand die altijd de controle wil hebben. Dat is precies wat de walvis voor mij betekent. Hij staat symbool voor het verlies van die controle. Maar ja, hoe benauwend dat ook is, het is nu de realiteit. Daar zal ik mee moeten leven.
Dus probeer ik, dobberend in het water, mijzelf rustig te houden. De droom is zo scherp, zo helder, aan elk detail is gedacht. De zilte geur van het zeewater, mijn vingers die verrimpeld raken. Ik zie er de humor maar van in: ondanks alles ben ik tenminste buiten. Ik hoop dat de walvis een beetje vriendelijk voor mij is als ik in zijn bek zit.