Ik was laatst bij een concert van Nightwish. Online natuurlijk. In mijn huiskamer. Op de bank. Het was een goed concert. Maar het klopte niet. Ik probeerde me voor te stellen hoe anderen ook thuis in hun huiskamer stonden te headbangen, maar voelde toch niet de ontlading van die collectieve energie in een concertzaal. Ik heb het echt geprobeerd, maar mijn conclusie is dat een mooie dvd opzetten écht niet vergelijkbaar is.
Ook als artiest mis ik het podium, het directe contact met het publiek, de gedeelde ervaring. Ik stond vaak op het podium als deelnemer aan poetry slams. Poetry slams hebben een wedstrijd element: het publiek bepaalt wie door mag naar de volgende ronde, bijvoorbeeld door een roos de lucht in te steken. Als je in een half donkere kroeg, waar achterin de zaal altijd wat wordt geroezemoest en het espresso-apparaat meebromt, op het podium staat en de zaal in kijkt, dan voel je die betrokkenheid van je publiek. Er wordt een gezamelijke spanning opgebouwd: wie vliegt er met slechts een paar rozen gedesillusioneerd na de eerste ronde al uit, wie gaat straks naar huis met de hoofdprijs (vaak een fles wijn, maar eigenlijk vooral een diep gevoel van erkenning). Een goede poetry slam legt zo eigenlijk bloot wat op meer verkapte manieren op allerlei plekken in de maatschappij gebeurt: je laat jezelf zien in al je kwetsbaarheid en vraagt aan de massa
Ben ik goed genoeg? Mag ik meedoen in de volgende ronde?
Op een zelfde manier is er in lockdownland een competitie ontstaan tussen sectoren als onderwijs, horeca, sport en kunst en cultuur. Wie is het meest noodzakelijk? Wie mag meedoen in de volgende ronde? Alleen vindt deze competitie niet plaats in een charmante kroeg waar op de achtergrond het espresso-apparaat bromt en het publiek oog in oog staat met de deelnemers die gaan worden afgewezen. Ook de lockdown slam is online gegaan, de gedeelde ervaring is weg, er wordt op afstand geoordeeld over de deelnemers.
Ik mis poetry slams in kroegen met luidruchtige espresso-apparaten en geroezemoes op de achtergrond. Ik mis dat ik dat geroezemoes soms stil kon krijgen. Ik mis extatisch worden van het winnen van een fles wijn. Ik mis de pijn van te weinig rozen de lucht in zien gaan. Ik mis de spiegel van de maatschappij.
Maar ik breek niet. Dus is het niet noodzakelijk…
Dit is een ode aan poetry slams
Hartchirurg staat voor kledingkast.
Haar naakte nagelrand legt de smaak van verse zee
op haar onderlip, ze vormt woorden als zie mij, hou me vast
maar zacht, als in een onderdrukkamer, of het lettertype op haar cv.
Ze valt langs traptreden, met haar ogen dicht
zonder te verkleuren, breken
ontkennen dat richtingsgevoel niet haar sterkste kant is, of ontwrichten
als een kind dat het blauwe potlood leegtekent
en duizend vergezichten onder koelkastmagneten plakt.
Later pas, accepteert ze dat een zwetend ego haar niet misstaat
enkel te weinig afstand laat tussen podium en dak
en te makkelijk in licht ontvlambare versiersels verstrikt raakt
of overstemd door het espresso-apparaat met ingebouwde grinder.
Maar ze is oplossingsgericht: parfum van aanbidders verdunt transpiratielucht
en discrepantie tussen geheugen en camera impregneert de slingers.
In het echt is vallen een stuk minder indrukwekkend, flex, of chill, op filters beducht
schreeuwt ze haar verzoek om een scalpel
dwars door het bonen malen en de allergie voor te sterke koffie
achter kogelwerend glas, perpetua, valencia, lo-fi, x-pro II, inkwell.
Ze verlangt naar een rechtse hobby
zoals tekenen, of haar naam op met gips bedekte ledematen schrijven
of je adem vasthouden, net iets te lang, zoals het magnetisch veld haar vergezichten
of ambitieus alcoholisme… ambitieuzer, genoeg in elk geval om op te blijven drijven.
Nu wint ze wijn uit beperkt budget en niemand verontschuldigt zich
voor het ontbrekende vangnet
het blauwe potlood dat leeg is
leven onder bescherming van de wet
het afgesneden oor aan de voet van haar getuigenis.
Niemand verontschuldigt zich.
Ze breekt niet: te veel kraakbeen.