Onafhankelijk denker gezocht
Aan de Universiteit Gent bekleedt wetenschapsfilosoof Maarten Boudry sinds kort de leerstoel ‘Etienne Vermeersch’. Dat is een nieuwe opdracht, genoemd naar de bekende Vlaamse filosoof die de wegbereider was van de legalisering van abortus en euthanasie in België. Vermeersch was volgens de Universiteit Gent een ‘volstrekt onafhankelijke denker, die er niet voor terugdeinsde om gevoelige onderwerpen aan te snijden of controversiële standpunten in te nemen’. Maarten Boudry zou op dat vlak zijn perfecte opvolger zijn. Maar is dat onafhankelijk denken wel zo onafhankelijk? En wat doen die controversiële standpunten met het maatschappelijk debat?
Religieuze nazi’s
In zijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat breekt Maarten Boudry een lans voor het vooruitgangsdenken. De waarden van wetenschap en verlichting zijn daarbij cruciaal. En toch kan dat optimistisch discours van Boudry niet iedereen bekoren. Dat ligt aan een argumentatiestijl die tekenen van veralgemening, oppositioneel denken en kromme vergelijkingen vertoont. Zo was er de fameuze polemiek rond een zijsprong in Boudry’s essay ‘Zinvol geweld’. Daarin beweert hij dat jihadi’s meer ruchtbaarheid geven aan hun gruweldaden dan de nazi’s deden. Dat zou komen omdat de jihadi’s een apocalyptisch wereldbeeld aanhangen en de belofte van het paradijs voor hen lonkt, volgens Boudry. ‘Handleidingen van het terreurnetwerk bevatten instructies om ongelovigen vakkundig te folteren, of om shrapnel aan explosieven toe te voegen, voor zo pijnlijke mogelijke verwondingen. Een dergelijke trots over de eigen gruweldaden vinden we niet terug bij aardse ideologieën als het nazisme of het communisme. De uitroeiing van het joodse volk en andere minderwaardige rassen werd door de nazi’s in alle discretie voltrokken, en vadertje Stalin duldde geen pottenkijkers in de Goelag.’
Hierbij gaat hij voorbij aan de gruwelijke folteringen van verzetsleden, bijvoorbeeld met speciaal vervaardigde boksbeugels. En hoewel de SS geen onthoofdingsfilmpjes doorstuurde, gingen de folteringen via medegevangenen toch over de tongen. In België zijn de beulen van Breendonk bekend, vooral Richard De Bodt en Fernand Wyss gingen zeer sadistisch te werk: ze lieten joden onder andere levend begraven tot ze met hun neus boven het zand kwamen, waarop Wyss ze dood martelde. Volgens de website van het Breendonk Memorial waren de Vlaamse SS’ers mannen die ‘doorgaans weinig intellectueel ontwikkeld waren en in het burgerleven niet aan de bak kwamen.’ Niet echt lui die beredeneerde discretie aan de dag konden leggen, zoals Boudry suggereert. In ‘The Battle for Rome’ beschrijft Robert Katz hoe partizaan Gianfranco Mattei zich verhing in zijn cel in de Via Tasso, uit angst voor de chemische methodes die SS’er Erich Priebke op hem zou toepassen: een injectie die hem in een staat van delirium zou brengen. Een ander verzetslid werd geslagen met een knuppel met nagels en zijn voeten werden met een vlammenwerper bewerkt om hem tot bekentenissen te brengen. Het Bozen Regiment, onder commando van de SS, brandde in Noord-Italië verschillende dorpen af, samen met hun inwoners, om de partizanen af te schrikken. Intimidatie ging dus ook bij de nazi’s gepaard met geweldsvertoon.
Die gruweldaden waren bekend onder het volk en lokten wraak uit, wat resulteerde in een aantal openlijke lynchpartijen na de oorlog. In Turnhout kwam de menigte de ‘beestenmensch’ Fernand Wyss lynchen nadat hij er op 28 mei 1945 werd gearresteerd. Zij braken door een politiekordon en sloegen hem halfdood. Twaalf Vlaamse SS’ers werden begin 1947 gefusilleerd tijdens druk bijgewoonde openbare terechtstellingen.
Daarnaast vergeet Boudry ook dat de multimediale technieken van vandaag de mondiale verspreiding van gruweldaden veel makkelijker maken dan ten tijde van het nazisme. Waarmee ik uiteraard niets wil afdoen aan de gruwel van de jihadi’s, maar er enkel op wil wijzen dat de vergelijking misschien mank loopt. Ook waar het ‘het aardse’ betreft: historicus en Mein Kampf-kenner Ewoud Kieft schreef in een repliek op Boudry’s essay eerder al dat het nazisme religieuze kenmerken bezat. Boudry schreef dus een enge historische interpretatie neer, die eerder gebaseerd lijkt op een onderbuikgevoel.
Met de voeten vooruit stroomt alles
‘Ik wil duidelijk zijn, met de voeten vooruit, maar ik let er wel op om geen voorzet te geven voor verkeerde interpretaties’, stelt Boudry in een interview, en dat is ook de stijl van zijn columns. Het leidt tot gedurfde en niet altijd gefundeerde argumentatie. In een open brief aan Anuna De Wever en Kyra Gantois, de scholieren die in België de klimaatspijbelaars leidden, deelt Boudry een aantal wetenschappelijke beweringen zonder bronvermelding, zoals ‘Wisten jullie dat onze planeet al decennia aan het vergroenen is, dankzij de recordhoeveelheden CO2 die we in de atmosfeer stootten? Ook dat is wetenschap.’ Als je niet helemaal beslagen bent in het thema, moet je het maar aannemen, zoals bij iemand die een discours houdt op café. Daarnaast gebruikt hij een autoriteitsargument om de veranderende aard van het klimaat te stutten: ‘De Griekse filosoof Heraclitus wist het al: panta rhei, alles stroomt. Continenten verschuiven, zeespiegels stijgen en dalen, poolkappen bevriezen en smelten.’ Ten tijde van Heraclitus was de menselijke hand in klimaatverandering nog niet zo relevant als nu, maar het klinkt wel goed om een Griekse wijsgeer in je betoog te betrekken. Boudry eindigt met het argument dat de Doomsday clock al jarenlang op een paar minuten voor twaalf staat en dat de wereld nog niet vergaan is. Dit argument kan je volgens mij op om het even welk thema toepassen, het is een dooddoener.
Het cultiveren van het of-of verhaal
Een wat stereotiepe oppositie vinden we in zijn column ‘Klimaatactivisten geven niet om het klimaat.’ Hij vertrekt van een gedachte-experiment, een wat-als verhaal waarbij nieuwe technologie alle overtollige CO2 uit de lucht zou kunnen zuiveren. ‘Vele’ klimaatactivisten zouden zelfs dan niet tevreden zijn, betoogt hij, omdat ze met alle macht het kapitalisme willen kelderen door middel van de klimaatproblematiek. Hierbij verengt hij de activisten tot een deel van de groen-linkse strekking, terwijl er ook groen-liberalen bij horen. Ook zij protesteren, aangezien de overheid de Research en Development van nieuwe technologieën wel moet stimuleren om ze te kunnen gebruiken. Maar hij vergeet ook de middengroep die zowel consuminderen en fiscale rechtvaardigheid als technologische innovatie aanmoedigt, of die activisten die gewoon willen dat er ‘iets’ gebeurt in een sneller tempo dan vandaag.
Hij hekelt dat ‘veel klimaatactivisten zich tegen technologieën blijven verzetten die ons klimaatprobleem kunnen oplossen, zoals kernenergie en koolstofcaptatie’ en linkt dat aan hun zogenaamde antikapitalistische houding. De tegenstelling ‘kernenergie’ versus ‘hernieuwbare energie’ werd ook in de voorbije verkiezingscampagne door politici van respectievelijk NVA en Groen aangegrepen om zich van elkaar te onderscheiden. Het Federaal Planbureau berekende echter dat de energieplannen van NVA en Groen ‘zowel op het vlak van bevoorradingszekerheid, als op het vlak van kostprijs en duurzaamheid ‘aanvaardbare’ resultaten geven’, aldus De Standaard. Met of zonder kernuitstap zijn ‘aanvaardbare resultaten’ mogelijk. Het kan allebei, of ze kunnen samengaan: ‘Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) noemt kernenergie doorgaans in één adem met andere koolstofarme technologieën’, volgens het magazine Eos Wetenschap.
Het is dus een opgepompte tegenstelling. Wat teleurstellend dat een ‘onafhankelijk denker’ zich ondanks deze info aan het ene uiteinde van het debat positioneert. Volgens de theorie van filosoof Bart Brandsma over polarisatie kan je stellen dat Boudry in deze discussie de rol van pusher inneemt, iemand die het debat aanjaagt. Hij sluit eenzijdig aan bij het ecomodernisme dat stelt dat technologie soelaas zal brengen en stelt dat lijnrecht tegenover het ‘traditionele’ ecologisme dat focust op consuminderen en hernieuwbare energie, en dat volgens hem bijna religieuze motieven van zondeval en boetedoening in zich draagt. ‘Polarisatie is ook iets prachtigs’ zegt Brandsma, verwijzend naar pushers zoals Nelson Mandela of Aletta Jacobs, ‘Het brengt verrijking en ontwikkeling. Maar ik zie mensen soms hopeloze pogingen doen om de discussie niet te laten ontsporen om vervolgens precies het tegendeel te bereiken van wat ze willen. Dus heb je heel sterk leiderschap nodig, iemand die zegt: “Ik hoor jullie, maar ik wil terug naar een ander vraagstuk, de vraag die hieronder ligt”’ De middengroep wil wel iets doen voor het klimaat, maar heeft schrik om de huidige levensstandaard te zien dalen door dure klimaatmaatregelen. Onder andere dat laatste aspect leidde in Vlaanderen tot een verkiezingsoverwinning van Vlaams Belang. In deze zou Boudry zich dus idealiter boven de tegenstelling moeten plaatsen over kernenergie versus hernieuwbare energie, en aansluiten bij bovengenoemd onderzoek dat beide scenario’s, of een combinatie hiervan, haalbaar acht. Dan zou hij beide polen met elkaar kunnen verzoenen en ook de middengroep wat meer rust bieden. In plaats daarvan pookt hij de aanslag op onze levensstandaard op en zet klimaatactivisten weg als ‘antikapitalistisch’, waardoor de angst en afkeer van de middengroep voor deze activisten groter wordt.
Een filosoof in de media
Waarschijnlijk zal Boudry vinden dat een ‘onafhankelijk denker’ zich niets moet aantrekken van de politieke discussies en partijstandpunten die op dat moment de toon voeren. Anderzijds sluit hij graag aan bij thema’s die in de media al overvloedig aan bod komen. Zijn essay over ‘Zinvol geweld’ verscheen in april 2017, een jaar na de aanslagen in Brussel en Zaventem, in een periode waarin bepaalde politici in het discours volop samenlevingsproblemen en gebrekkige integratie van moslims aankaartten als bron van jihadisme. Die problemen mogen zeker benoemd worden, maar uiteraard spelen daar ook electorale belangen. In die periode waren de nazi’s een veel veiligere vijand uit een ver verleden, veiliger dan de jihadi’s. Als filosoof in de media moet je je dan realiseren dat je je in een bepaalde context inschrijft die actueel maar ook zeer tijdelijk is, en dat je onafhankelijkheid daardoor in het gedrang kan komen.
In een recentere column juicht Boudry toe dat er een ‘Vicevoorzitter voor de bescherming van onze Europese levenswijze’ zal zijn in de Europese commissie. Hij zegt dat het verdoezelen van samenlevingsproblemen, bijvoorbeeld rond het thema homoseksualiteit of korte rokken, extreemrechtse partijen groot maakt. Om dit te staven komt hij vervolgens echter met cijfers over aanrandingen en verkrachtingen, die procentueel vaker door migranten of vluchtelingen gepleegd worden. Dit zijn strafbare feiten, die ook binnen het actief pluralisme niet geduld worden. Op dat vlak beschermen de politie en het Gerecht onze Europese levenswijze al, of dat zouden ze althans moeten doen. Daarnaast zijn er geen cijfers van ‘geslaagde’ integratie. Het midden, dat op zijn hoede is voor ouderwetse waarden en misdrijven, maar ook niet wil geloven dat alle migranten slecht zijn, wordt met die cijfers onterecht in de naïeve hoek van het spectrum geduwd.
Maar welke filosoof of leider heeft dan wel de kwaliteit om volgens Bart Brandsma’s theorie, zowel boven de partijen als in het midden te staan? Brandsma schrijft dat de oud-burgemeester van Amsterdam, Eberhard van der Laan, zo iemand was. Hij noemt ook Obama, al heeft die de polarisatie in de VS niet kunnen voorkomen. Brandsma denkt nog dat zelfrelativering en humor de crux is om polarisatie niet te ver te laten komen. Ook dat is iets wat opiniemakers vaak missen.
Humoristische zoeker
Het vooruitgangsgeloof, gestoeld op wetenschap en verlichting, vormt de leidraad van Boudry’s assertieve denken. Dat heeft als gevolg dat je zijn stellingname in debatten vrij goed kan voorspellen. Ook dat lijkt me moeilijk verenigbaar met het onafhankelijk denken. Liever zou ik aan het hoofd van een leerstoel kritisch denken een filosoof zien die zich nog volledig kan laten omverblazen door een situatie of argument dat niet in zijn denkkader past. Een filosoof die van gedachte durft te veranderen. Een filosoof die eeuwig zoekende blijft, en over zelfrelativering en humor beschikt. Een opiniemaker die vaker het stille midden vertolkt dan het uiteinde van het spectrum. Dat zou pas een onafhankelijk denker zijn.
Benieuwd naar hoe Maarten Boudry dit zelf ziet?
Tof artikel. Ik ben eigenlijk wel benieuwd op welke grond Boudry de leerstoel heeft gekregen, hoe wordt die ‘onafhankelijkheid’ bekeken? Aan de ene kant natuurlijk een prachtig ideaal, maar aan de andere kant ben ik het eens met Brandsma, dat het eeuwige midden kiezen een zaak ook niet altijd vooruit helpt. Natuurlijk is het wegzetten van partijen als anti-watdanook bijzonder stigmatiserend en draagt het niks bij aan een positieve sturing van het debat, al helemaal als dergelijke typeringen wegblijven voor de andere kant van het spectrum. Volgens mij zou de denker die je voor ogen hebt die polarisatie strategisch in moeten kunnen zetten, vanuit een onafhankelijke gedachte. Om doorbraken te forceren in een verdeelde samenleving.
Mooi stuk! En pertinent, want Boudry wijst nogal graag mensen die anders denken met de vinger en zegt dan dat zij ‘niet écht wetenschappelijk zijn’, terwijl hij het zelf inderdaad niet nauw neemt met wetenschappelijk onderzoek.
Buikgevoel vertalen en er filosofische termen op kleven is inderdaad geen ‘onafhankelijk denken’.
Over de grond waarop Boudry deze leerstoel kreeg: zo proper is dat niet verlopen. Zie daarvoor dit: https://www.standaard.be/cnt/dmf20190927_04633538