Onder de glazen stolp – woord geven aan mentaal lijden
‘Ik kan dat niet goed uitleggen wat ik voel, het is zo… leeg vanbinnen.’ Dit soort vage beschrijvingen hoor ik soms als iemand voor het eerst in mijn praktijk neerstrijkt, of net in opname is. Het is niet eenvoudig om woord te geven aan mentaal lijden. Je geest en je lijf worden door elkaar geschud, maar dat kan je niet altijd in taal uitdrukken.
Misschien raakte dat me zo in de roman ‘De Glazen Stolp’ van Sylvia Plath. Geschreven in 1963, gaat het boek over de depressie en het herstel van Esther, een jonge studente. Plath beschrijft haar eenzaamheid, hopeloosheid, zelfmoordpogingen en opname in een psychiatrische instelling. Ze geeft taal aan wat voor velen een onvatbare realiteit is.
Het hoofdpersonage beschrijft haar depressie als ‘leven onder een glazen stolp’. ‘Waar ik ook zat – op het dek van een schip of op een terrasje in Parijs of Bangkok – ik zat toch altijd onder diezelfde glazen stolp te smoren in mijn eigen zure lucht.’ Gevangen zitten in je eigen zure lucht, dat resoneert met hoe sommige mensen hun psychische pijn ervaren. Plath schrijft scherp hoe mentaal lijden er kan voor zorgen dat je verstikt raakt door jezelf en tegelijk helemaal leeg bent binnen in jezelf. ‘De stilte bedrukte me. Het was niet de stilte van stilte. Het was mijn eigen stilte.’ En ook: ‘Ik voelde me heel sereen en heel leeg, zoals het oog van een tornado zich moet voelen, traag voortbewegend in het middelpunt van de heisa rondom.‘ De leegte terroriseert haar: Esther kan haast niet slapen en wast zich niet meer. En wat haar vooral verontrust: ze kan niet meer lezen, de letters worden een woordenbrij. Dit doet denken aan hoe Freud meer dan 100 jaar geleden de melancholie beschreef: het is als een open wond die het ik leegmaakt, totdat het geheel en al is verarmd.
Sylvia Plath doet hier wat goede auteurs doen: iets proberen te omschrijven dat je nooit helemaal kan vatten. Maar waarom is het zo moeilijk om jezelf te begrijpen? Omdat we geen ‘baas in eigen huis’ zijn. We zijn altijd een beetje vreemd aan onszelf. En psychische symptomen drijven dat op de spits, mentaal lijden confronteert ons met het feit dat we onszelf niet helemaal onder controle hebben. Ze stellen onze zelfbeleving in vraag, waarbij onze subjectiviteit en relaties met anderen een bijzonder struikelblok zijn. Sylvia Plath beschrijft dat meesterlijk. Haar hoofdpersonage zit vast met vragen van vrouwelijkheid: hoe kan ik als vrouw iets betekenen in deze wereld? Hierbij laat een kortstondige relatie met een geneeskundestudent haar wankelen.
Die beschrijvingen hebben een waardevolle boodschap: mentaal lijden is geen ding op zich, enkel veroorzaakt door boze krachten binnen of buiten jezelf. Bij mentaal lijden ben je geraakt in je psyché, je raakt in de knoop met je subjectiviteit. Symptomen zoals hopeloosheid zijn verbonden met subjectieve kwesties als vrouwelijkheid of relaties. Wie ben ik als vrouw? Zien anderen mij graag? Wat wil ik in het leven? Plots ben je al je gekende coördinaten kwijt om met die vragen om te gaan en ga je wankelen, tot je soms in een afgrond van mentaal lijden valt.
Analyticus Darian Leader zegt dat psychische symptomen een subjectieve waarheid spreken. Daarmee bedoelt hij dat het niet alleen gaat om de feiten van je ziek zijn (zoals: je kan vijf nachten niet slapen en je hebt twee zelfmoordpogingen gedaan). Het gaat ook – en vooral – om de achterliggende psychische dynamiek waarin die feiten geboren zijn. Hij geeft een sprekend voorbeeld van een vrouw met anorexia: zolang ze minder dan 45 kilogram weegt eet ze vlotjes, zit ze boven dat gewicht dan weigert ze nog te eten. De zorgverleners doen het af als een detail, maar één arts hoort een verhaal: op zijn sterfbed was de grootvader van de vrouw vermagerd. Zoveel dat iemand opmerkte ‘die weegt nog maar 45 kilo!’ Over de feiten van mentaal lijden vinden mensen gemakkelijk woorden. Het is de subjectieve waarheid achter de feiten, die moeilijker in taal te gieten is.
Daarom stelt Leader dat depressie niet gaat om een verkeerde manier van denken die een therapeut moet herstellen. Het gaat erom mensen ruimte te geven om te spreken over hun herinneringen, fantasieën en verwachtingen bij de symptomen die ze doormaken. Dat is precies taal geven aan een onvatbare realiteit. Daarvoor moet er iemand zijn die dat opvangt, die luistert. Bij Esther is dat een arts die niet alleen de feitelijke problemen opmerkt, tot Esters verrassing stelt die haar anticonceptie voor. Omdat ze de vertwijfeling en angsten van haar patiënt om kinderen te krijgen hoorde. Dynamiek achter de symptomen. Zou het daarom zijn dat de elektroshocks bij deze arts wel werkten, terwijl die bij een vorige dokter in het boek een funest effect hadden? We weten dat de therapeutische band veel invloed heeft op de slaagkans van behandelingen, ook van elektroshocks. Juist omdat mentaal lijden geen ziektekiem is, maar gaat om subjectieve geraaktheid in verhouding tot anderen.
‘Ik kan dat niet goed uitleggen wat ik voel, het is zo… leeg vanbinnen.’ Juist op dat moment is het belangrijk om toch met mensen te spreken. Literatuur kan nooit de subjectieve waarheid van iemand te pakken krijgen, simpelweg omdat dit voor iedere persoon anders is. Maar literatuur kan wel taal geven aan wat onvertaalbaar is, zodat mensen daaruit kunnen plukken om over hun eigen ervaring te denken.