Rood stoplicht
Robin staat voor een rood stoplicht. Hij heeft geleerd om altijd voor een rood stoplicht stil te staan. Daarom weigert hij om door te lopen. Maar hij moet wel aan de overkant zijn. Het liefst nu. Voetgangers trekken zich niets aan van het rode stoplicht en lopen door alsof het eigenlijk al groen is. Robin kijkt er hoofdschuddend naar. Waarom is het nou zo lastig om gewoon even te wachten?
Aan de andere kant staat het stoplicht best wel lang op rood. Robin heeft geen idee hoe lang, voor zijn gevoel staat hij al een flinke poos te wachten. En hij moet echt heel dringend naar de overkant. Bovendien is er helemaal geen verkeer. Geen vrachtwagens, bussen, auto’s, brommers, scooters of fietsers. Fietsers zijn natuurlijk het minst gevaarlijk, een aanrijding blijft onplezierig. Misschien is er een storing waardoor het stoplicht niet op groen kan gaan. Dan staat hij nu voor niets te wachten. In dat geval zou híj hoofdschuddend aangestaard moeten worden.
Zal Robin het er dan toch op wagen en het rode stoplicht negeren? Gewoon over zijn intuïtie heenstappen? Zich niets aantrekken van de regels? De voetgangers blijven immers ook als een kudde koppige schapen doorlopen, zonder dat hen iets overkomt. Robin haalt daarom heel diep adem en zet voorzichtig zijn rechtervoet op het asfalt. Daarna, langzaam, zijn linkervoet. Hij wacht af. Er gebeurt niets. Ook als hij voetje voor voetje doorloopt blijft hij gespaard van rampen.
Hij wordt overspoeld door een immens gevoel van opluchting en vervolgt grijnzend en vol goede moed zijn weg naar de overkant. Hij is bijna bij de stoep als hij plotseling een luide, scherpe toeter hoort. In volle vaart komt er een vrachtwagen aangereden die niet meer op tijd kan remmen. Als Robin onder de enorme wielen is verpletterd, springt het stoplicht op groen.