Sheldon Cooper ft. Sigmund Freud

Sheldon Cooper
Het is seizoen 7 van the Big Bang Theory, een fictieve serie over het leven van vier sociaal onhandige natuurwetenschappers. Mede door berekeningen van theoretisch natuurkundige Sheldon Cooper, een genie met het gedragspatroon van een eigenwijs kind, wordt voor het eerst een stabiel superzwaar element ontdekt. Sheldon oogst volop lof in de wetenschappelijke gemeenschap, en hij meent zicht te krijgen op zijn grote doel: het winnen van een Nobelprijs. Wat is echter het geval? Zijn berekeningen blijken foutief. De ontdekking van het element (door een experiment dat werd uitgevoerd in China) is dus niet meer dan een gelukkig toeval: een ‘wunderblunder’. Wanneer hij dat te horen krijgt, vindt Sheldon elke waardering van zijn werk volstrekt onterecht. Daarnaast schaamt hij zich, en hij beklaagt zich dan ook omstandig over alle (zowel lovende als spottende) aandacht voor zijn werk.
Maar er komt hulp! Sheldons vriend en huisgenoot, experimenteel natuurkundige Leonard Hofstadter, weet de resultaten van het Chinese experiment te weerleggen. Oftewel: ‘Sheldons element’ bestaat helemaal niet!
“I can’t believe it!”, zegt Sheldon ongelovig.
“Well, you’re welcome”, antwoordt Leonard met een voldane grijns.
Je zou verwachten dat Sheldon nu blij is; hij zal eindelijk verlost zijn van al die vervelende aandacht! Maar Sheldon is niet blij. Sterker nog, Sheldon is boos. En waarom? Wel, hierom: “Now all the attention is going to go away!” Huh? Maar dat wou hij toch?
Sigmund Freud
De Freudiaanse psychoanalyse biedt een verklaring voor Sheldons ogenschijnlijk vreemde gedrag. Filosoof en psychoanalyticus Marc de Kesel zou het zo zeggen: Sheldon hecht aan zijn symptoom. Hij wil af van dat wat hem dwarszit; maar zodra het dreigt te verdwijnen, houdt hij er steviger aan vast. Waarom? Omdat hij lust heeft aan zijn klacht.
Volgens de Freudiaanse psychoanalyse is Sheldon namelijk primair een lustwezen; alles wat hij doet kent een gerichtheid op lust. Dat geldt ook bij het opbouwen van zijn identiteit. Sheldon wil iemand zijn, en smeedt daartoe zijn identiteit uit de dingen die over hem worden gezegd; oftewel, uit de woorden die klaarblijkelijk op hem betrekking hebben. Preciezer gezegd heet het zo: Sheldon verbeeldt zich te zijn zoals door het spreken over hem wordt uitgetekend: een genie, een mazzelaar, iemand die de aandacht waard is.
Omdat de verbeelding door een gerichtheid op lust wordt bestierd, is haar resultaat (de identiteit) steeds een bron van lust. Het ‘materiaal’ van die lustbron is talig; wanneer een deel van dat materiaal verdwijnt, verdwijnt dus ook een deel van de lustbron. En dan wordt Sheldon (lees: een lustwezen) boos. Hij wilde geen mazzelaar zijn, maar desondanks was hij tenminste iets, en dat gaf blijkbaar lust.
Leonard helpt hem dus niet, maar berooft hem; niet van zijn klacht, maar van zijn zelfbeeld.