Tijdstilstand
Voor het eerst sinds een jaar is Kees weer op kantoor, waar op het whiteboard nog steeds het rooster van vierentwintig april 2020 hangt. De dag dat iedereen zijn spullen moest ophalen voor het thuiswerken. Alsof de tijd hier besloten heeft om stil te staan. Een tijdstilstand. De schoonmakers hebben verder wel gewoon hun werk gedaan. De prullenbakken zijn geleegd, de deurknoppen glimmen van het schoonmaakmiddel, het tapijt is gezogen, op de wc’s hangt een sterke chloorlucht. Waarom heeft niemand dan het rooster weggegooid?
Er is meer. Verschillend gekleurde post-its op beeldschermen. Pennen en potloden die op bureaus zijn achtergebleven. Losgekoppelde muizen en toetsenborden. Mandjes vol elektronica. Lege dozen. Spullen die sinds vierentwintig april vorig jaar niet meer zijn aangeraakt. Zo goed zijn de schoonmakers dus ook niet bezig geweest. Het maakt het idee van de tijdstilstand compleet.
Hoe alles staat en ligt doet Kees denken aan de wereld van voor de coronabesmettingen. Het is een herinnering, een fragiele bubbel die hij intact wil houden, als om het laatste restje “oude normaal” te bewaren. Het is een magisch gevoel waar Kees emotioneel van wordt. Hij vindt het bijna zonde om ergens te gaan zitten. Gevoelsmatig doorbreekt hij dan de tijdstilstand, maakt hij iets wakker. Kees houdt er ook niet van om gewekt te worden als hij lekker in zijn bed ligt.
Maar Kees zal toch de illusie moeten doorbreken. Hoe moet hij anders zijn werk doen? Vandaag komen nieuwe collega’s langs om getraind te worden. Daarna moeten ook zij thuis verder aan de slag. Zij hebben geen idee van de nostalgie die hier nog voor Kees hangt, van de geschiedenis van deze plek. En zo legt hij zijn spullen maar op een bureau en gaat zitten. Uiteindelijk gaat alles door. Ook op een plek waar nog het rooster van vierentwintig april 2020 hangt.