Tilburg
Beland je er zonder te weten waar je bent, dan zou je kunnen denken dat je per ongeluk de Belgische grens overgestoken hebt. En dat komt niet alleen door de zuidelijke tongval van de stad.
Er lijkt daar namelijk niet volgens een structuur gebouwd te zijn. Alsof er net als bij onze zuiderburen geen regels gelden. Bij een wandeling door de stad kom je bijvoorbeeld langs een levenloos stel betonnen huizen, gebouwd volgens de nieuwste wansmaak. Maar wandel je een minuut door, dan staat er een serie goed geconserveerde sierlijke woningen van honderden jaren oud. Je slaat een hoek om en je treft nieuwe sociale woningbouw aan die prachtig vormgegeven is en in wit is uitgevoerd, terwijl verderop de huizen stuitend smakeloos zijn met daarnaast een onbebouwd perceel vol metershoog onkruid.
Het zit niet alleen in de bebouwing, het zit hem ook in de levendigheid en de afwisseling tussen levenslust en een bepaald percentage verdwaalde zielen. Er gebeurt van alles in die stad qua kunst, cultuur en uitgaansleven. Ze hebben er ook voldoende historisch besef. Zo is een bijna honderd jaar oude hal omgebouwd. Waar eerst locomotieven werden gerepareerd en onderhouden is nu een bibliotheek waar veel in oorspronkelijke staat is gebleven. Tussen de boekenkasten in dit glazen gebouw ligt op sommige plekken zelfs nog spoorrails. Terecht heeft deze zogeheten LocHal al meerdere architectuurprijzen gewonnen.
Ik kom regelmatig in Tilburg, want daar heb ik het nu over. In die stad repeteren we met Echte Mensen, het poëtisch trio waar ik in zit. Mijn medebandleden Leon en Hans wonen cq woonden daar namelijk. Ze hebben beiden die zuidelijke tongval die ik al eerder aankaartte. Ik herinner me nog dat ik met mijn nog vaag aanwezige Amsterdamse accent in Tilburg een keer patat bestelde en bijna in elkaar geslagen werd door het snackbarpersoneel. Ik werd gered doordat Hans en Leon riepen: ‘hij bedoelt friet, hij bedoelt friet!’
‘Patat hebben ze in het westen, hier eten we friet’, zei Hans later tegen me.
Van de week verbleef ik in verband met een tweedaagse repetitieperiode van Echte Mensen in een hotel aan de Heuvelring in het centrum. Ondanks dat ik moe was, kon ik de slaap niet vatten door lawaai van buiten. Toen ik tegen twaalf uur het hotel uit en de straat op ging om te kijken waar de bonkmuziek en het geschreeuw vandaan kwamen, bleek er precies onder mijn hotelkamer een kroeg te zitten.
Door de openstaande deur wierp ik een blik naar binnen in het café dat De Clochard heette. Zwervers zag ik binnen niet. Wel studenten die wild stonden te dansen, bier in de hand. Er waren niet alleen studenten, ook was er een enkele man van mijn leeftijd die zichtbaar zijn best deed om hip en jong te zijn. Even meende ik dat het John G. was die ik kende uit Amsterdam. Aanvankelijk schrok ik en daalde mijn humeur, omdat ik terugdacht aan de nare streken die hij in het verre verleden had uitgehaald. En ik dacht aan dat John zichzelf destijds heel wat vond omdat hij drie platen van The Stones had, zijn haar tot op de schouders droeg en wel eens coke snoof. Ik besefte dat het John G. niet kon zijn in die kroeg, want die was al jaren dood en dat wilde ik graag zo houden. En in Tilburg gebeurt veel, ze kunnen daar wel wat, maar niet de doden laten dansen.
Een verslag van stedentrips in Nederland. Soms gaat het over de stad in kwestie.