We leven in vervelende tijden. Ik denk dat ik dat wel zo feitelijk kan zeggen. Ik ben nog niemand tegengekomen die dit leuk vindt.
Onlangs maakte de regering bekend dat de maatregelen om de verspreiding van Covid-19 te vertragen weer stricter worden. De gevolgen daarvan troffen mij de volgende ochtend al. Ik ben namelijk een fervent poetry slammer. Een poetry slam is, kort door de bocht beschreven, een wedstrijd in de voordracht van poëzie. Bij een poetry slam bepaalt het publiek wie er wint. Het is dus zaak de harten van je toehoorders te winnen. En daarom hou ik van poetry slam. Het gaat niet alleen om de tekst, maar ook om de performance. Ik hou van performen. Ik hou van het contact met het publiek. De tinteling die door je lijf trekt als je voelt dat ‘er iets gebeurt met de zaal’. Beter kan ik het niet omschrijven. Als je nieuwsgierig bent, zoek dan vooral eens een poetry slam op bij jou in de buurt.
Ik zou die woensdag na de persconferentie deelnemen aan een poetry slam in Rotterdam. ’s Ochtends las ik het bericht dat de organisatie had besloten over te schakelen naar een online slam. Ik zet mijn petje af voor deze adequate ingreep en de flexibiliteit van de organisatie. Ik had echter eerder dit jaar tijdens de lock-down al geëxperimenteerd met performen voor je laptop, want je moet toch iets, en mijn ervaring ermee was tot dan toe niet bepaald positief.
Een online poetry slam is een soort tussenvorm tussen live performen en een poëziefilmpje maken. Live performen heeft het voordeel dat je direct contact kan maken met je publiek, maar je bent wel beperkt in je mogelijkheden: er is een beperkte ruimte, je kan niet even tussendoor op je gemak een andere outfit aantrekken of het decor compleet omgooien, er is geen take 2 en je kan niet knippen. Een filmpje heeft veel meer mogelijkheden, maar je kan geen direct contact maken met je publiek. Een online poetry slam heeft eigenlijk van beide vormen alleen de negatieve aspecten: je bent beperkt in je mogelijkheden (want je moet achter je laptop staan en ‘live’ performen) én je kan geen direct contact maken met je publiek (ik heb wel eens geprobeerd om in zo’n Zoom meeting de gallery view aan te zetten, maar dan zie je eigenlijk vooral mensen die tegelijkertijd hun Facebook status aan het updaten zijn, nog snel een bord spaghetti naar binnen schuiven, of hun hond uitlaten. Bovendien is het menselijk brein niet gemaakt om menselijke interactie op die manier te verwerken: zo plat op een schermpje in twintig kleine hokjes en kan je geen oogcontact maken).
Maar het was online slammen of niet slammen. Dus dan maar online slammen.
We leven ook in inspirerende tijden. We zitten niet bij de pakken neer. We experimenteren er op los om er toch maar het beste van te maken. Ook ik ben niet vies van een beetje experimenteren, zeker niet nu de situatie me er praktisch toe dwong, want hoe krijg je een zin als ‘Ik kom altijd op de fiets, ook al drink ik niet’ een beetje authentiek uit je bek als je gewoon in je eigen huiskamer staat? Bovendien, ik heb onlangs een nieuwe fiets gekocht en die staat maar stof te vangen in de schuur.
Het plan was als volgt: ik zou in mijn huiskamer op de fiets gaan zitten, met de laptopcamera erop gericht en doen alsof ik daar net was aangekomen. Het eerste probleem diende zich snel genoeg aan: om de fiets goed in beeld te krijgen, moest ik het scherm van de laptop naar beneden richten. Maar dan was mijn eigen gezicht niet in beeld. Dat kon ik oplossen. Door een rode draad (die later in het gedicht ook terugkomt) aan de achterkant van het scherm te duct tapen en die via een buis onder de statafel waar de laptop op stond naar de fiets toe te trekken, zou ik in theorie het scherm van de laptop op afstand, zittend op de fiets, kunnen kantelen. In de praktijk ging dat iets minder goed. Tijdens de eerste poging reed ik bijna met mijn fiets in op de tv (note to self: handrem ingeknepen houden). Tijdens de tweede kon ik net op tijd ingrijpen om te voorkomen dat mijn laptop achterover de tafel afkukelde. Gelukkig ben ik ook een fervent sporter en dus in het bezit van gewichten, waarmee ik de laptop op zijn plek kon houden.
Aha, nu kon ik, terwijl ik met mijn elleboog tegen de muur leunde, heel voorzichtig met mijn andere hand de rode draad naar me toe trekken en de camera van de fiets naar mijn gezicht laten pannen (volgens mij heeft trouwens geen van de slambezoekers deze geniale constructie opgemerkt, helaas). Al puzzelend en experimenterend kreeg ik er weer zin in. Voor het eerst sinds de lock-down had ik een positieve online ervaring.
Het probleem van de kantelende laptop raakt aan een van mijn grootste uitdagingen bij het maken van de KAF filmpjes. Ik kan regelmatig op hulp rekenen van mijn geliefde bij het filmen, maar ik ben vaak ook aangewezen op mezelf. Het is een heel gedoe om het beeld goed te krijgen als je tegelijkertijd cameravrouw en actrice bent. In dit filmpje maak ik voor het eerst juist gebruik van het feit dat ik het alleen doe, door de selfie-camera te gebruiken en dat vooral niet te verhullen. Die fiets in de huiskamer was misschien strikt genomen niet noodzakelijk, maar wel leuk… en bovendien is het een kleine knipoog naar het ‘we doen alles vanuit onze huiskamer’ tijdperk.
Ik kom altijd op de fiets, ook al drink ik niet:
ik laat graag zien wat ik kan.
Mijn zijwieltjes zijn naar zolder verplaatst.
Ze liggen daar in een doos met de flappen over elkaar gevouwen
naast het vertrouwen dat er iemand is die me opvangt,
ik weet nog dat ik dat ‘vader’ noemde.
Het waren andere tijden, er lag verlossing in het consistent labelen van lichaamsdelen
er waren foto’s die mislukten om andere redenen dan een slecht uitgevoerde duck face
en op wat er over bleef, lijk ik niet meer.
Ik ben niet geel geworden.
In mijn dossier staan dertien behandelcodes
en het gebod een fietshelm te dragen.
De haarwortelkanaalbehandelingen
werden niet gedocumenteerd.
Ik heb geleerd mij te vermommen als een minderheid
dan lijkt het nog wat.
Een slachtoffer van de opspattende satésaus, de overkokende melk,
het handvat dat niet heet had mogen worden.
Ik probeer voldoende vitamine D te scoren
maar mijn ogen lijden aan scheurbuik
en scherpe blikopeners kunnen mij niet redden.
Het begint op te vallen dat alles wat pijn doet rond is:
Buik, oog, hoofd, hete pan, reserveband, geschiedenis, circuspiste, de weg naar huis, aarde.
Maar dit is een inclusief verhaal, let op:
er zitten echt rechte lijnen in.
Als je goed kijkt, kan je spotten
dat dit een vermomming is.
Zoveel kleuren draag ik van binnen niet.
Ik ben helemaal niet zo expressief.
Er schuilt een A0-formaat hexadecimaal witte word-pagina met driftig knipperende cursor achter deze energie.
Ik verzeker u, onder dit pantser gebeurt er niets.
Pas op voor de punten die ik maak.
Ik ben een adrenalinejunk,
een oxytocinehoer, a.k.a. mens.
Bij voorbaat kansloos
naar homeostase hongerend
eindeloos starend naar vergeelde foto’s van mijzelf
laat ik hardnekkige en besmettelijke bloedvlekken achter.
Hoe hoger mijn hartslag, hoe meer ik lek.
Luister niet naar mij, dit is een truc.
Ik praat te snel, ik zeg te veel,
vermom mij als een minderheid
om te zorgen dat je naar me kijkt,
ik maak een lijst van mijn complexen
om je een impressie te geven van hoe moeilijk ik leven vind
en in de hoop dat Vince Gilligan er een bingeworthy tv-serie in ziet
zeur ik zogenaamd over mijn drankgebruik
en hoe mijn gebrek aan doorzettingsvermogen me heeft weerhouden van roken
en dat ik zou willen dat ik het lef had mezelf plat te spuiten
omdat mijn hoofd nooit uitgaat
terwijl mijn huissleutel botgevierd
aan een ketting aan mijn broeksband bungelt
alsof ik bang ben dat een ander
op mijn doorgezakte bank de Netflixvoorkeuren verneukt.
Kijk niet naar mij, dit is een truc.
Ik trek een rode draad door een draaideur.
Zie je: daar ben ik jaren geleden begonnen,
heb ik het touw vastgeknoopt
is het vergeeld.
Super! Super!