Verhalen van een psycholoog – De IQ-test
Ik ben aan het werk als testpsycholoog. Vandaag doe ik een IQ-test bij mevrouw J. Het doel is in kaart brengen welke hulp zij nodig heeft. Maar geen test kent zo veel misverstanden als de IQ-test. Vijf daarvan kom ik tegen vandaag met mevrouw J.
Misverstand 1: ‘Ik heb ook een keer een IQ-test gedaan op internet, en daar kwam uit…’
Veelgehoord bij mijn vrienden als ik over mijn werk vertel. Maar wat voor breinbrekers en kwel-kubussen je online ook hebt zitten oplossen, het was géén IQ-test. Echte IQ-tests zijn dure, copyrighted, door testinstituut COTAN beoordeelde, alleen door een psycholoog te gebruiken, pakketten. Die staan niet op internet. De bekendste zijn de Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS), de IQ-test voor kinderen (WISC) en tenslotte de Raven Progressive Matrices, die minder een beroep doet op taalvermogen.
Ooit, bij een IQ-test bij een 6-jarige:
Ik: ‘Hoe moet je een nummer opzoeken in je adressenboek?’
Kind: ‘Dan moet je iemand bellen die dat snapt. Bijvoorbeeld je tante.’
Bij elke zo’n IQ-test zit een lijst scores van een grote groep Nederlanders, waarmee jouw score wordt vergeleken. De internettests hebben zo’n (grote) vergelijkingsgroep niet. En dit vergelijken met het groepsgemiddelde is belangrijk. Als jij op een test de maximumscore behaalt, maar iederéén op die test heel hoog scoort (het Flynn-effect), zegt jouw maximumscore niet zo veel meer.
Misverstand 2: Laag IQ betekent ‘dom’ of ‘kansarm’, je kunt dan geen opleiding volgen.
‘Ik ben niet dom ofzo,’ zegt mevrouw J. direct bij het zien van de eerste opdracht. Het zijn blokjes, die gelegd moeten worden in patronen. Het lijkt kinderspeelgoed, maar de steeds complexere patronen leggen is echt geen kinderspel.
‘Ik heb gewone school gevolgd hoor, ik werkte als helpende in de zorg.’
Testen met een 11-jarige:
Ik: ‘Jantje heeft in zijn ene hand 3 appels en in zijn andere hand ook.
Hoeveel appels heeft hij in totaal?’
Kind: ‘Ja, maar stel nou: Jantje heeft 3 handen…’
Diezelfde 11-jarige, bij de kennisvragen: ‘Doping is slecht voor je. Daar word je christen van.’
Veel mensen denken dat je IQ je opleiding is of andersom. Maar je IQ, je intelligentiequotiënt, beschrijft niet je schoolcarrière of prestaties in het leven. Wat is IQ dan wel? De meeste psychologen, waaronder de American Psychological Association, definiëren het begrip intelligentie als ‘leervermogen’, gemeten als IQ. Ikzelf vergelijk IQ met een maximumsnelheid: je snelheid (en gemak) van leren en toepassen. Een IQ-test is dan de snelheidsmeter. Een hoge IQ-score betekent niet automatisch dat die maximumsnelheid er altijd uit komt. Met een laag IQ kun je nog steeds veel meters maken en veel dingen leren.
Misverstand 3: Een IQ-test benadeelt mensen die zich niet hebben kunnen opleiden.
‘In welk continent ligt dit land?’ vraag ik mevrouw J.
Ze zwijgt, kijkt vragend. ‘Continent?’
Deze vraag gaat om aardrijkskundekennis, niet of ze moeilijke woorden uit de vraagstelling kent. Ik overweeg om een hint te geven.
Mensen uit hoogopgeleide nesten hebben het in alle testsituaties iets gemakkelijker: ze voelen zich misschien meer op hun gemak, er zijn minder taalbarrières, en ze zijn presteren gewend. De IQ-test doet er méér dan andere tests juist van alles aan om dit verschil gelijk te trekken: je hoeft de vragen niet zelf te lezen, het gaat om taal én ruimtelijk inzicht, en je score wordt afgemeten aan een normgroep van jouw leeftijd en land. Leervermogen, je IQ, is niet hoe veel je al weet. Slechts één van de tien IQ-deeltestjes bestaat uit algemene-ontwikkeling of ‘weet-‘vragen. Anders heette de IQ-test wel pubquiz.
Als ik uitleg dat ‘continent’ ‘werelddeel’ betekent, blijkt de topografie van mevrouw J. hartstikke goed en weet zij verschillende landen in Azië te lokaliseren.
Misverstand 4: ‘IQ is trainbaar’. Of: ‘10 tips voor een hoger IQ!’
‘De vorige keer dat ze me testten zat ik er niet lekker in, maar deze keer ga ik het echt veel beter doen.’ zegt mevrouw J. halverwege.
‘Vorige test?’ schrik ik. Als mevrouw J. exact dezelfde IQ-test al gedaan heeft, kent ze een deel van de vragen al. Bij twee keer binnen twee jaar is deze afname dan niet meer bruikbaar.
Vandaag, mevrouw J.:
Ik: ‘Wat is de overeenkomst tussen een bij en een klimop?’
Mevrouw J.: ‘Ze zijn allebei hoog.’
Niet het goede antwoord, wel waar.
Maar zelfs als mevrouw J. deze test wél eerder gemaakt had, zul je nog niet verwachten dat ze de tweede keer veel punten hoger scoort – boven misschien een paar puntjes omdat ze beter wordt in de vraagstelling snappen. Je kunt je IQ namelijk niet trainen. IQ is constant – denk hierbij weer aan de vergelijking met maximumsnelheid. Je kunt wel de gevólgen van je IQ trainen: vind je woorden leren moeilijk, dan kun je woordjes gaan stampen. Maar dat verandert niets aan het aantal herhalingen dat jij nodig hebt om die woorden gestampt te krijgen.
IQ-training? Onzin. Het heeft dus ook geen zin om de test opnieuw en opnieuw af te nemen.
‘Hoe heette de test die u de vorige keer gedaan heeft?’
‘De piepjestest.’
Na een kort, verwarrend gesprek kom ik erachter wat mevrouw J. bedoelt. Ze heeft EMDR-behandeling gehad, hierbij wordt soms gebruikgemaakt van een koptelefoon die piepjes afwisselend afspeelt in het linkeroor en rechteroor. Dat is geen test, maar het lijkt er wel op.
Mevrouw J. herkent de vragen op de IQ-test dan ook niet. Gelukkig, we kunnen door.
Misverstand 5: Het gaat om je IQ-totaalscore
De IQ-totaalscore zegt eigenlijk heel weinig. De score (getal tussen de 50 en 150+) is een optelsom van de scores op 10 deeltaakjes. Veel meer zegt het verschil tussen de verbale (taal en geheugen) en performale (ruimtelijk inzicht en probleemoplossing) IQ-onderdelen. Je hebt woordenschatwonderen die ondersteboven kaartlezen. Je hebt handige klussers die niet in woorden kunnen uitleggen wat ze doen. En tussen de taken kan ontzettend veel verschil zitten: sommige mensen hebben de grootst mogelijke moeite om lijstjes te onthouden, maar kunnen wel patronen van een voorbeeld nabouwen. Sommigen worden twee keer zo snel onder tijdsdruk, voor anderen maakt het totaal niet uit.
Ik: ‘Wat betekent standpunt?’
Mevr. J.: ‘Standpunt betekent einde. Zo van: ‘Dit is mijn standpunt.’ Klaar.’
Eigenlijk heeft ze nog gelijk ook, denk ik. Een punt van stilstand. Standpunt.
Mevrouw J. zorgt zelfstandig voor haar vijf kinderen en heeft een eigen wandelclubje opgestart met een aantal moeders. Vooral op de performale onderdelen scoort ze gemiddeld goed. De verbale delen vindt ze lastiger. Ook al zal ze niet overal op de test even hoog scoren, ze heeft skills, vaardigheden en street smarts. Zij komt er wel.