Vernieuwingszucht in de kunst
Bij iedere (subsidie)aanvraag voor een film zie ik de term voorbijkomen in de financieringsvoorwaarden: vernieuwing. Het is vaak het voornaamste beoordelingscriterium. Maar is dit niet een fucking open deur van jewelste? Want vernieuwing is toch een standaard streven van de kunstenaar? (Terwijl ik genoeg dingen ‘gewoon doe’, op gevoel, intuïtie en mij daarin niet laat leiden door vernieuwing) En is het niet zo dat als iets niet per direct vernieuwend is dit niet hoeft te betekenen dat er dan geen toegevoegde waarde is?
Ik heb mij vaak afgevraagd of mijn idee vernieuwend genoeg is. Is het de vorm, is het de inhoud? Blinkt het plan uit in een bepaald, wellicht maatschappelijk beladen, thema? Kan ik inhoud zo definiëren dat ik het vernieuwende aspect daaruit weet te kristalliseren? Het is verleidelijk om in een vernieuwende vorm te denken, bijvoorbeeld een documentaire in een film. Maar dat wordt al gedaan, dus hoe vernieuwend is dat? En: hoe nieuw is iets dat niet meer nieuw is? Of moet ik gewoonweg ideeën bedenken en dan later daar een soort van secundair, parallel aan het idee, bij bedenken wat dan vernieuwend aan dat ene idee is? Ik blijf er bovendien bij, zoals ik eerder schreef: iedere creatie is uniek.
Naakt aan de oppervlakte
Het onderwerp kunstvernieuwing leeft – zowel onderhuids als naakt aan de oppervlakte. Googelen levert talloze hits op. Schrijver en actrice Mirjam Vriend schreef er een manifest over. Na het lezen van dat verhaal vraag ik me af of het streven naar verdere vernieuwing niet de grootste dooddoener in de culturele sector is. Als in: we kunnen erop vertrouwen dat kunstenaars vernieuwing vinden. Vooralsnog lijkt het streven naar kunstvernieuwing mijns inziens een beetje op het najagen van een spook. Of hebben we te stellen dat Nederlandse filmmakers geen echte kunstenaars zijn, doordat we onszelf verloren zijn door die zucht naar vernieuwing en reeds vermalen zijn door het systeem? Het gaat immers bij kunst om de visie van de kunstenaar, niet om de visie van de financierder, toch?
Experimenteel
Een ander dingetje is dat hoe vernieuwender je bent als maker, des te meer jouw werk, jouw ideeën, jouw visie ervaren wordt als experimenteel. Of zelfs vreemd. Awkward. Experimenteel is in de financieringswereld een synoniem voor moeilijk toegankelijk voor publiek; niet commercieel. Je film moet kunnen scoren bij mensen. Als die potentie volgens financierders laag ligt ben je niet interessant. Maar zit de kwaliteit bij kunst nou juist niet in het onbekende? En: hoe kan je de vernieuwing eisen, als je niet verrast wil worden? Het is als de mens die in de woestijn snakt naar de oase, maar eenmaal bij aankomst bedenkt dat deze dorstlesser een fata morgana moet zijn. Nogal wiedes dat we internationaal niet echt meedoen.
Ik merk dat ik sterk zoekende ben in wat voor eisen men aan mij stelt. De ene vraag werpt volgende vragen op. Klinkklare antwoorden heb ik niet. Een antwoord als dat iedere creatieveling goed kijkt naar wat een fonds graag wil horen vind ik een wagenwijde, open deur. Want ja, dûh! Je praat een financierder naar de mond. Dat ik dat alleen al zo schrijf; het komt voort uit hoe filmmakers reageren. Of er wordt me gewoonweg gezegd dat ik mijn waffel moet houden. Door diezelfde kunstenaars.
Naïef
Hoezo: ben je bang dat jouw kunstje om geld binnen te harken openbaar wordt? Maar je wil toch bij jezelf blijven? Je wil jezelf toch niet verloochenen voor het geld? Je bent toch niet zo naïef dat je denkt dat financierders niet weten dat zij naar aanvragen kijken waarin zij voorgeschoteld krijgen wat ze willen zien? Misschien is dat de trieste conclusie: er is niet zoveel vernieuwend meer aan de kunst vandaag de dag, dus er wordt gekeken naar oppervlakkige vernieuwingen. En dat is dan je oase. Mijn conclusie: de zucht naar vernieuwing kunnen we missen als een zwerende splinter onder onze nagel.
Want die oase? Ach, kom op. Dat is niet eens een dode palmboom.
Tekeningen en prints: Wouter Springer.