Vlammen voor geld

De laan met bomen is lang. Enkel vluchtheuvels onderbreken mijn vlucht naar voren. Na het laatste gele gevaarte midden op de weg – een absolute topnotering in mijn ranglijst van levensergernissen – druk ik het gaspedaal van mijn felrode Ferrari tot de bodem in. Plots doemt daar toch nog zo’n heuveltje op, shit! Pats! Mijn bolide neemt een vlucht omhoog en belandt in een boom. Volgens mij.
Het licht gaat uit.
Om mij heen vanaf dat moment een vlammenzee. Tandengeknars resoneert. Een geur van verbrand vlees dringt zich op. De overvloed aan hitte raakt me echter niet. Ik voel niets meer. Het leven is me ontglipt in een moment van verstandsverbijstering. Hoe dom kon ik zijn? De laatste kruising van de Dortherweg, voordat ik het spoor passeer, had ook nog zo’n ellendig ding! Of moet ik nu eens dieper graven in mijn bestaan, om essentie te ontlenen aan waar ik nu ben?
Mijn leven was gevuld met weelde. Ik had vooral zicht op het verder vergaren van mijn rijkdom. Dat koninkrijkje was ingekleurd door dure auto’s, een landhuis met sauna en zwembad, verre vakanties, dure designer kleding, sieraden en al het andere dat kon uitstralen hoeveel geld, hoeveel meer geld dan de buurman, ik bezat. Ik heb het gevoel dat de hoogmoed voor de val kwam.
‘Dat heb je juist’, weerklinkt vanuit de vlammen. Verbaasd draai ik mijn hoofd, op zoek naar … Ja, wie eigenlijk? Leven er hier wezens? ‘Nee, je bent toegetreden tot een rijk waarin leven uitgebannen is, maar waar hoop eveneens een onbekend begrip is.’ Zo te horen is dat rijk gepokt en gemazeld door cryptische omschrijvingen. Maar, hoe kan het dat ik mijn gedachten niet uitspreek, terwijl mijn hersenspinsels wel beantwoord worden?
‘De medemens boeide je enkel als je die kon bespelen, je afkomst ben je vergeten. Het hiernamaals was bovendien van ondergeschikt belang. ‘Komt wel’ dacht je altijd. Nu dan het besef doordringt dat de geldzucht je noodlottig is geworden dringt de fragiliteit van het bestaan tot je door. Vol zelfmedelijden staar je nu een diepte in, op zoek naar wie jou toespreekt. Daarbij niet eens een beetje besef van al je andere doodzonden. In feite …’
‘Ho, ho!’ schreeuw ik uit. ‘Welke doodzonden? Ik ben altijd goed geweest voor mijn kinderen.’
‘Jouw kinderen waren niets meer dan de etalage voor je. Zij mochten hoogstens een beetje proeven van wat je bezat, om ze zo in dezelfde duisternis te binden. Liegen heeft geen zin meer, je zelfverloochening heeft hier geen houvast.’
‘Ik begrijp het niet. Wat heb ik fout gedaan?’
‘Dat is jouw kern: je begrijpt jezelf niet. Daardoor leer je niet. Ja, je hebt geleerd hoe je makkelijk geld kan verdienen en hoe je dat verder kan uitbouwen. Maar toen je afscheid nam van je geweten was je bij leven al dood.’
‘Waarom moet het zo moeilijk?’
‘Ik ben nu je Verlosser. Ik ben het Vuur, de Onwerkelijkheid en de Dood. Ik ben Mammon. Aangenaam.’
Het wezen pakt me vast en werpt me in de vlammen. Het licht van de vlammen dooft.
Direct daarna open ik mijn oogjes. Fel licht schijnt naar binnen bij me. Auw! Wat voelt dit onbekend. Jammerend probeer ik om mij heen te kijken. Ik kan niet praten, enkel janken, en ik baad in het bloed. Vertederende handen pakken me voorzichtig vast en smijten me lieve woordjes toe. ‘Lieverd, we hebben een zoon gekregen. We noemen hem Lucas.’ Ik strek me uit: ik ben klaar voor een nieuw avontuur.