Wel zo sociaal
Als ik de trein in stap staat een man van middelbare leeftijd woest op de deur van de coupé te schelden. Z’n tas zit vast en hij heeft nog niet uitgevogeld dat het zo’n automatische duw-de-hendel-even-naar-rechts-deur is. Als ik het hendeltje een tikje geef en zijn tas eindelijk verlost is, kijkt hij me aan alsof ik z’n kind voor een aanstormende trein heb weggeplukt. Ik neem rustig plaats in de coupé, en tot mijn schrik komt hij tegenover me zitten. Shit. Ik ben helemaal niet toe aan een gesprek. Ik ben toe aan apathisch onderuit hangen en naar voorbijvliegend landschap kijken terwijl Waldeck me in slaap sust.
Als de beste man het krantje dat tussen ons in ligt begint te lezen, lijkt het even alsof het wegsukkelen me gegund is, maar al snel begint het tweede offensief. ‘Pffff. Het zal ook eens niet.’ Uit mijn ooghoeken zie ik zijn ogen de mijne zoeken. Ik staar hartstochtelijk naar het weiland buiten. ‘Tsssk. Dat ze es om hun eigen mensen geven’. Het weiland is nog nooit zo interessant geweest voor me. Maar als ik me even later iets te enthousiast uitrek raakt mijn blik toch de zijne, en is het startschot gegeven. ‘Beetje geld naar hun gooien terwijl wij hier in de crisis zitten! Laat ze hun eigen problemen oplossen!’
Goed. Vooruit. Een gesprek. Ik leer al snel dat de beste man werkloos is en in de uitkering zit want ze hebben z’n baan gepikt. Het lijkt me niet nuttig te vragen wie ‘ze’ zijn. Ergens wel ironisch dat juist iemand die hier een uitkering geniet zich zo fel uitspreekt tegen geld geven aan arme landen. Dankzij ons sociale leenstelsel springen we met z’n allen een beetje bij als jij, om wat voor reden dan ook, niet genoeg geld hebt om voor jezelf te zorgen. Zodat je toch een beetje normaal kan leven. En juist als ontvanger daarvan ben je er fel op tegen dat we hetzelfde doen voor mensen die een heel stuk harder naar de klote gaan? ‘Ja daar moet hun eigen land maar voor zorgen hoor. Waarom is dat ons probleem?’
‘Tsja. Waarom ben jij mijn probleem? Omdat je binnen dezelfde lijntjes op een kaart bent geboren? Omdat we in dezelfde cultuur zijn opgegroeid?’ Als ik de man zo hoor praten heb ik denk ik een stuk meer gemeen met de mensen buiten de lijntjes. ‘Wat als de plekken waren omgewisseld? Wat als jij daar was geboren en een Nigeriaan met een stevige bierpens hier roept dat jij, degene die daar letterlijk doodgaat van de honger, ons geld niet verdient?’
De sfeer is wat omgeslagen geloof ik. Was het de bierpens-opmerking? Waar ik even geleden nog de toffe gast was die de deur openhield, ben ik nu de linkse eikel die zijn geld weggeeft. Zijn geld. Hij houdt de krant voor z’n gezicht als een nieuwgebouwd hek dat tussen ons in staat. Luid snuivend worden de pagina’s omgeslagen. Mijn aanwezigheid wordt hem teveel. Hij staat zonder me aan te kijken op en begeeft zich naar een andere coupé. Ik vraag me af of hij deze keer zelf de deur openkrijgt.