Woordeloos verhaal
Dit item is eerder gepubliceerd op 16 december 2015.
Wat als ik nu eens niet meteen naar huis ga, maar daar dat bruggetje oversteek? De vraag overviel me toen ik midden op de dag de parkeergarage uit liep. De zon scheen fel in mijn ogen, een meeuw vloog richting het water. Ik begreep het. Ik moest het onbekende pad kiezen. Of misschien koos het mij. Wie zal het zeggen? Achter me liet ik de drukke weg, de Febo en mijn routine op hun beloop. Het parfum van kroket vervloog meer met elke stap richting avontuur en mijn zin in spontaan dolen nam toe. Ik stak geen sigaret op, want ik rook niet. Over de brug leek de lente nooit te zijn verdwenen. Het water fonkelde in een myriade van zachte golfjes. Het gras was stukken groener dan aan de andere kant van de brug. Misschien ook omdat daar geen gras groeide. Makkelijk praten. Dartel voorbijfietsende meisjes trokken hun sjaals uit, propten deze in hun fleurige fietsmandjes en ontblootten fier de halzen. Koude in december is ook zo 2012, dacht ik. Ook ik had me onbezonnen gekleed op winters uit vervlogen tijden en had schoon genoeg van broeierige handjes. Ik trok mijn handschoenen uit, maar hield mijn muts op. Niet alleen stond die garant voor een dosis cool, maar mijn haar was door het dragen ervan ook net te vet geworden om nog respectabel het land door te komen. Met een warm hoofd en een warm hart sloeg ik een kudde ganzen op het water gade. Nee, dat zeg je niet zo, besefte ik. Een zwerm dan? Een team, een horde, een lading, een partij? Een bende? Enfin. Ik bedacht dat woorden weinig met wezenlijkheid te maken hadden en sloeg een groep ganzen op het water gade. Ze leken mij ook in de gaten te hebben. Ik liep een stukje langs het water en ze volgden me nieuwgierig in colonne. Ik maakte stiekem een piepje omdat ik hun taal niet ken en niet als een idioot wilde overkomen op voorbijgangers. Ze reageerden niet met een weerpiep, maar keken me aan. Ik begreep het. Ze herkenden net zozeer een wonder van de natuur in mij als ik in hen en waren net zo verliefd op het water, de blauwe lucht en de zon als ik. Ik week van het pad af en liep weg van de ganzen. Ik zag nog net hoe ze zich tot een klein hondje wendden. Hij zou het vast ook begrijpen. Zingend, niet heel luid, vervolgde ik mijn tocht naar eender waar. Google Maps kon even mijn rug op, want ik was erop uit om te verdwalen in dit blokje om. Ik liep door een smalle straat waar halfronde loodsen in golfplaat het decor uitmaakten. Het waren kleine bedrijfjes en werkplaatsen. Een stoer ogend territorium van uitsluitend mannen. Ik zag ze sjouwen, laden, heffen, onderhandelen, betalen. Ze keken en keken na. Ik begreep het. Zij begrepen het. Ik was een vrouw en zij man. Twee delen van één kracht die het spanningsveld beheerste. Ik liet ze achter en vergat ze weer toen ik op het einde van de straat terecht kwam bij een druk kruispunt. Rechts lag de weg naar huis, voor me een onbezocht deel van mijn buurt. Ik stak het kruispunt over. Het werd weer rustig en stil. Bij een klein huisje op een hoek hing een boodschap aan de deur. “Geef om de ganzen!” zeiden de grote letters bevelend. Ik begreep het. Het hing er voor wie in de tegengestelde richting liep en alleen de woorden maar nog niet de wezenlijkheid kende. Voor wie echt verdwaald was.