Zij met haar tentakels
Iedereen kende haar, als verschijning, in de buurt – dacht men. Ze stond bekend als de Paffende Dalmatiër, een bijnaam die de buurvrouw – waarvan niemand de echte naam wist – verachtte. Gezien haar haardracht – een kapsel van zwart-wit gevlekte tentakels – was dit echter niet een heel vreemde beoordeling. De buurtkinderen vonden Cruella de Vil echter te veel eer, dus vandaar een afgeleide naam. Dat wist ze zelf ook wel.
Hoe ouder ze werd, des te meer mythes, halve waarheden, verhalen – al dan niet vermengd met leugens – haar achtervolgden – als torpedo’s. Zo zouden haar tentakels mannelijke tegenstanders grijpen, om ze vervolgens te kunnen begrijpen, daarna met gif de geest te slijpen, met uiteindelijk nachtelijke escapades waarin deze mannen wanhopig zichzelf poogden te pijpen. Andere buren vonden daarom haar aanvankelijke bijnaam niet toepasselijk genoeg; Lady Octopussy dekte de lading beter.
Ze was briljant in een arsenaal van rookgordijnen: waar het ene eindigde begon het andere, in haar. Wie dacht de volgorde te pakken te hebben kwam bedrogen uit, doordat het spoor constant veranderde. Haar hals: een optische illusie van zwarte-witte vlakken, verbonden aan draden daar beneden. Normaliter zou iets aan draden hangen, niet bij haar: haar keel leek te hangen aan haar hals. De zwart-witte zonnebril was haar voornaamste wapen. Er was zelfs een verhaal bekend van een jongeman die ze rücksichtslos doormidden sneed: messcherp vloog het montuur door zijn halsslagader. Schaakmat.
Daarop stelde een buurman schichtig dat ze wel de dochter moest zijn van de Russische Aleksandr Pitsjoeskin, de Schaakbordmoordenaar uit Moskou. De mysteries trokken mensen aan: als vliegen op stroop kwamen busladingen ramptoeristen af op de intrigerende mysteries. Iedere halve zool had de perverse droom om de dame waarover het gonsde te ontmoeten. Wie met haar omging, belandde in een bad van zwart-wit drijfzand: een doolhof zonder uitgang. Mensen verdwenen, steeds meer ogen richtten zich op haar. Dat wist zij ook wel. Vanuit een zweem van onaantastbaarheid leek ze overal mee weg te komen.
Maar wat konden de buren doen? De arrogantie waarmee haar ziel was geplaveid stortte zich over hen uit, een voor een verzwelgend. Iedereen die de politie waarschuwde liep een paar dagen later rond met zwart-witte ogen, getekend voor het leven, alsof ze haar obsessie wilde vermenigvuldigen in anderen. Idem dito gold voor politieagenten die een kijkje namen. Ze scoorde er nóg een bijnaam bij: De Zwart-Witte Engel, afgeleid van Jozef Mengele die De Witte Engel werd genoemd en die een obsessie had met de blauwe ogen van de Ariër.
Van het ene op het andere moment werd de buurvrouw met al haar bijnamen niet meer gesignaleerd, ze leek van de aardbodem verdwenen. In de buurt ging de vlag uit, de mensen waren bevrijd. De politie deed er geen onderzoek naar; men was allang blij dat de heks kennelijk weg was. Op het moment dat ik uit woede mijn handen om de keel van een politieagent wrong, in een wanhoopspoging om zo niet alleen de beruchte buurvrouw maar ook de andere buren terug te vinden, openden mijn ogen zich in de wereld van nu. Mijn vingers waren zo verkrampt, alsof ik ondanks inspanningen mijn Koningin was verloren na een langdurige pot schaken. Nog een bijnaam gescoord.