Montpellier, 13 juni 2022
Ik sta op het punt om in mijn eentje – mijn vrouw blijft thuis – weer een maand lang van huis te zijn. De eerste keer dat ik langer dan een dag in mijn eentje van huis was, herinner ik me nog: schoolreisje. Heimwee had ik toen niet. U snapt waarom als u weet dat in het gezin waaruit ik stam elk moment de oorlog kon uitbreken en dat ook regelmatig deed.
Ook nu ik weer een maand van huis zal zijn, vrees ik heimwee niet. U snapt waarom als u weet wat mijn woonplaats is. Waar ik woon, doet er voor nu niet toe, maar zou ik die stad moeten visualiseren, zou ik Van Goghs schilderij De Aardappeleters laten zien.
Ik ga overigens naar een plek niet ver van Arles, waar Van Gogh naar toe vluchtte in zijn verlangen naar helder licht en levendige kleuren. Ik ga naar Montpellier en dat is niet om daar mijn oor af te snijden. Dat zou ongemak opleveren, want mijn gehoorapparaatje blijft dan niet hangen.
Montpellier is een stad waar ik wel vaker langdurig verblijf. Het lijkt op de plaats waar ik geboren en getogen ben, Amsterdam. Een levendige stad met genoeg monumentale gebouwen en veel studenten, maar Montpellier heeft meer fatsoen, meer beschaving, meer grandeur en minder massatoerisme. Toen ik voor het eerst op Station Saint-Roch de trein uitstapte en Place Auguste Gilbert overstak en richting Place de la Comédie liep, zag ik Zuid-Frankrijk zoals ik dat wil zien: palmbomen langs een zonnige straat met levenslustige en toch niet rumoerige mensen te midden van oude huizen van vijf bouwlagen. Stedelijk dus en daar voel ik me thuis. Ik ben namelijk een stadsjongen; mij doe je geen plezier met weken in de natuur, aan zee, in de bergen of op het platteland. Ik heb stenen, geschiedenis, levendigheid en cultuur nodig. Zonder dat slaat alles bij mij naar binnen toe en daar is het al druk genoeg.
Minimaal een vierde van de inwoners is student en de universiteit is een van de oudste van de wereld. Nostradamus heeft er zelfs nog gestudeerd, al zie ik dat niet als aanbeveling.
Jaren geleden verbleven mijn vrouw en ik er weer eens. Binnen vier dagen begroette de ober van een kroeg op Place Jean Jaures mij al met: ‘Ah, monsieur Vin Blanc!’ Dat vond mijn vrouw zorgelijk. ‘Zelfs hier in Frankrijk, waar dagelijks wijn drinken normaal is, valt op dat jij wel erg veel wijn drinkt.’
Ik vond destijds dat ze overdreef. Jaren later zou mijn lever haar gelijk geven. Want er waren decennia dat ik voor minder dan een liter wijn mijn bed niet uit kwam. En voor minder dan twee liter mijn haar niet kamde. Dat nog los van de wiet die ik rookte.
En ik ga nu dus weer naar Montpellier, dit keer geen drank en geen dope, niks sterkers dan koffie en huismerk shag. Half zware shag nog wel! En als ik op een terras wild wil doen, bestel ik cola.