Monster
In de keukenkast schuilt een monster dat mijn aandacht blijft opeisen. Ik kan hem horen grinniken. Het is een diep doorrookte grinnik, alsof hij te veel sigaren heeft gerookt. Ik ben verdorie een kerel van eenendertig. Dan word je toch niet meer afgeleid door monsters? En waarom heb ik het over een “monster”? Het woord “monster” is zo kinderachtig, bedoeld voor tieners die elkaar griezelverhalen vertellen. Ach, al ben ik jongvolwassen, ik ben ook nog steeds dol op griezelverhalen. Voor mij is het woord “monster” helemaal niet zo kinderachtig.
Monsters zijn er in alle maten, soorten en vormen. Elk monster is weer anders. Dit monster, dat nu dus in mijn keukenkast zit verscholen, bestaat uit meerdere onderdelen en moet ik morgenochtend in elkaar zetten. Misschien kan ik dit monster nog beter beschrijven als een portaal, een doorgang tussen de klanten en mij. In mijn kop komt het erop neer dat het persoonlijke en zakelijke plots erg dicht bij elkaar komt. Alsof de klanten in mijn bescheiden studio langskomen voor hun vragen en klachten en dan weer vertrekken. Klanten, ook telefonisch, horen op de werkvloer. Niet bij mij thuis.
Ik kniel voor de keukenkast en doe de deur open om dit monster aan te kijken. Verdomd kreng dat je er bent. Ik wil helemaal niet aan jou denken. Ik wil gewoon in bed liggen. Nog rustig genieten van een paar uur slaap. Ga uit mijn hoofd. Donder op. Val een ander lastig. Jij denkt dat je heel wat bent. Maar wat ben jij nou écht? Een desktop, twee beeldschermen, een muis, toetsenbord en flink wat kabels. Nou. Bloeddorstiger kan niet.
Ik had erop gerekend te worden uitgegrinnikt. Tot mijn verbazing vaagt het gegrinnik weg tot het rustig stil is in mijn studio. Deze overwinning verwachtte ik niet. Ik ben te opgewonden om weer door te slapen. Maar het monster heb ik de mond gesnoerd.