Pizza (over het onbegrip van pepperoni op pizza)
Een kerel met blonde vetkuif komt het pizzarestaurant binnen en bestelt een pizza pepperoni. Ik wacht nog op mijn pizza margherita. Vetkuif draagt een horloge met zilverkleurige band, een blauw jasje en heeft een ring om zijn duim. Hij heeft zijn rechterhand in zijn broekzak, in zijn linkerhand houdt hij zijn iPhone vast, waarop hij tikt met zijn duim. Misschien is hij bezig met Instagram of WhatsApp, om te laten weten wat voor pizza hij zojuist heeft besteld.
Op de middelbare school hoorde ik voor het eerst iemand een pizza met pepperoni bestellen en vond het toen superinteressant klinken. Alsof die pizza zo meer gewicht kreeg, belangrijker werd, volwassener. Daar stond ik dan met mijn margherita. Een woord met een zomerse, lichte annotatie. Dat stelt, vergeleken met pepperoni, toch weinig voor.
Ik heb hem jaren later eens geprobeerd. Jezus. Er gleden duizenden scheermesjes over mijn tong en gehemelte en de opengesneden wondjes stroomden ook nog eens vol met vloeibaar vuur. Ik kon drinken wat ik wilde, de brand liet zich niet blussen. Toen ik dit later aan iemand vertelde, kreeg ik als antwoord dat je scherp eten moet leren eten, wat ik opvatte als “als ik mijn bek maar vaak genoeg in de fik steek word ik er immuun voor”. Vetkuif ziet eruit alsof hij zijn pizza pepperoni achteloos naar binnen werkt en er voor de smaak extra sambal op smeert. Anders dan ik zal hij wel al zijn voorbereid op het vuur in zijn mond. Eerst kleine beetjes peper bij het avondeten, later werd er extra hete saus aan toegevoegd.
Mijn naam wordt omgeroepen. Ik pak de warme doos met mijn pizza margherita en ga naar buiten. Het is misschien niet zo stoer als Vetkuifs pepperoni, er is geen denken aan dat ik mijn bek in de fik steek.