Printerprins
Sommige mensen drijven jou en je zorgvuldig opgebouwde zelfrespect graag in een hoekje om zelf de rest van de kamer te kunnen vullen met hun schijn shine. Zoals gisteren, toen ik een onbeduidende printershop binnenliep. Het schoot me te binnen dat ik inderdaad al lang nog een kabeltje nodig had om mijn printer te doen werken toen ik de winkel voorbijliep. Dus het was een beetje casual van je “hé, ik loop hier nu toch langs”. Een bejaardje wurmde zich nog nét voor me binnen om eerder aan de beurt te komen. We waren met zijn tweeën. Ongetwijfeld had ze een drukke agenda. Een minuut ging voorbij en niemand kwam ons te hulp. Ik staarde me een ooginfectie van de onvriendelijk lelijke linoleumvloer over de slordig uitgestalde printers naar de muur beladen met inktpatronen voor een leven. Ten tonele verscheen toen toch de verkoper. Hij plaatste zijn helpende handen op de toonbank, zei: “Mevrouw, kan ik u helpen?” en tokkelde wat met zijn vingers terwijl mevrouw traag ter zake kwam.
Ze kwam om inkt. Iets dat hij vermoedelijk wel vaker te horen kreeg. De deskundigheid gebood hem haar te wijzen op de optie om lege patronen te laten bijvullen. Want goedkoper. Het vrouwtje was één en al hoorapparaat en zou “snel” weer eens terugkomen met de betreffende patronen om deze nieuwetijdsmogelijkheid “dra” te benutten. Moest ik haar zijn geweest, ik zou afsluitend iets vaag hebben gemompeld zoals “Ach, jullie jongelui, toch geweldig!” Daarna zou ik wellicht in mijn jaszak hebben gegraaid om vantussen een gebruikte zakdoek en ander roerend goed een onmenselijk taaie toffee op te vissen en moe maar tevree de restanten van mijn gebit te slopen. Alle dromen terzijde, ik was haar niet. Ik was nog altijd ik. En ik was aan de beurt. Beleefd als ik ben, vroeg ik Verkopert “of ze toevallig ook printeronderdelen verkochten”. Dat deden ze, beaamde hij met een licht voelbaar cynisme. Ik specificeerde dat ik namelijk op zoek was naar de kabel die het toestel met het stopcontact verbindt. Leek me helder uitgelegd. Dat vond hij klaarblijkelijk niet toen hij geïrriteerd vroeg wat voor kabel ik dan eigenlijk bedoelde. Nu ben ik niet bepaald de koningin van Kabelonië en is het gebruikte jargon me vreemd, dus ik stapte op een toestel af en wees die o-ver-duidelijke kabel aan. Zijn ogen rolden, mijn wangen kleurden. Ik had het dus weer fout. En zijn geduld was opper dan op. Ik moest van hem zeggen wat voor merk printer het was. Ah … beschaamd en terechtgewezen stamelde ik dat het een Canon was. Hij had nog wel een tweedehands kabel voor vijf euro, zei hij neerbuigend. Had hij me nu met opzet in de rol van dom meisje geduwd door niet meteen naar een merknaam te vragen? Ja. Daar leek hij me de klier wel naar. Terwijl hij achterin de winkel op zoek ging naar het object van zijn zielige triomf, nam ik de benen. Beter was ik voor mezelf opgekomen en had ik kleur bekend. Maar ik liet hem en zijn grijs bestaan maar gewoon verder gedijen in de weelde aan inktpatronen.
Herkenbaar, van het kabeltje niet hebben (maar ik heb een nieuwe printer aangeschaft want ik ben een idioot), tot het niet weten hoe dat klotekabeltje heet.
Het heet een klotekabeltje als je het bij een klootzak koopt