Het evangelie van Teddy

Op een bed van verlepte bloemen ligt Teddy op zijn rug en met zijn pootjes uitgestrekt naar de hemel. Hij omarmt het grijze decemberwolkendek en vangt met zijn zachte, bruine vacht de regendruppels op. Van dichtbij kijk ik naar Teddy. In zijn zwarte berenogen ligt een vraag aan het oppervlak: waarom?
Teddy begrijpt het niet. In de fabriek had zijn toekomst voorspelbaar geleken. Een rode strik om zijn nek en een nieuw thuis. Een warme slaapkamer met een bed en tientallen andere pluche dieren om hem gezelschap te houden. Twee kinderarmen die hem regelmatig tegen de borst zouden drukken. Voor een bestaan in de buitenlucht was hij niet gemaakt, maar toch werd hij uitgekozen. Als symbool, voor een hoger doel.
In zijn berenoren zit regen, gras en modder. Insecten leggen eitjes in zijn berenkop. Hij voelt de maden kruipen en hoort het oorverdovende geknaag aan zijn vulling. Misschien is dat maar goed ook, want zo hoort hij het voorbijrazende verkeer niet meer. Teddy is trots, want ondanks het eenzame bestaan in de modder is hij een beregoed verkeersbord. Fietsers – schoolkinderen – stoppen voor rood licht wanneer ze naar hem kijken en automobilisten krijgen bij zijn aanblik koude rillingen. Hij is een monument, een beschermheilige die waakt over de veiligheid op zijn kruispunt.
Ik buig me voorover en fluister: “Je bent niet alleen. Er zijn er meer zoals jij.” Teddy begrijpt wat ik bedoel. De nieuwe richtingaanwijzer voor fietsers memoreert aan de dronken bestuurder die rechtdoor over de rotonde vloog en op z’n dak belandde. Aan de overzijde van de rotonde ligt een benzinetank in de berm, ter nagedachtenis aan de 26-jarige Rolf die op zijn brommer werd doodgereden. Een stukje verderop, bij het volgende kruispunt, hangt een doorzichtig plaatje aan een boom. Hier leeft de 12-jarige Faissel in herinnering voort.
‘I’ll be back,’ zegt Teddy met zijn laatste adem. Ik begrijp wat hij bedoelt. Sinds ik in de duivelsdriehoek van de gevaarlijkste kruispunten van Den Bosch woon, ben ik al diverse keren bijna aangereden en tegen auto’s opgeklapt. Hoe een (bijna)aanrijding in Den Bosch afloopt? Geen omkijken, geen excuses. Dát is hier normaal.
Enkele maanden geleden schreef ik een column over verkeersveiligheid en het onnozele gedrag van mensen die hun honden uitlaten op het fietspad. In reactie daarop werd ik flink uitgescholden: “aso wielrenner” (ik heb geen racefiets), “extreme azijnpisser”, “egoïst”, “fietshufter”, “verliezer”, “tricot-tuig”, en – mijn favoriet – “intens naar persoon”.
Ik stap opzij voor de medewerker van de plantsoendienst. Hij raapt Teddy en de bloemen op, kiepert ze in zijn vuilniskarretje en rijdt vervolgens weg. Plukjes vacht en vulling blijven achter. Ik steek een stokje in de aarde, ter nagedachtenis aan Teddy – de beer die stierf voor onze verkeerszonden.