Multitroela
Hij is stukadoor en woonachtig op de Acaciastraat nummer 34. Het is zijn gewoonte niet te praten terwijl hij schaft – laat staan te discussiëren – en het duurt dus niet lang vooraleer hij op die bewuste zaterdagmiddag zijn classic hamburger naar binnen heeft gewerkt. Zij is gastvrouw – excuseer, ik bedoel natuurlijk hostess –, eveneens woonachtig op de Acaciastraat nummer 34, en zij heeft op die bewuste zaterdagmiddag gekozen voor ciabatta met gerookte kip. Hun dochters Hope, Mila en Spring zijn eveneens woonachtig op de Acaciastraat nummer 34 en oefenen nog geenszins serieuze beroepen uit.
‘Alles leugens!’ verkondigt moeder Van Dam met rood aangelopen voorhoofd.
‘Als ik in mijn vak,’ zegt vader Van Dam met tegenzin en volle mond – hij is stukadoor en woonachtig te Acaciastraat nummer 34 – ‘zo zou liegen, zou ik meteen ontslagen worden.’
‘Ja toch?’ vraagt moeder.
‘Die collega van jou-’ zegt Hope.
‘Mandy van Alfen-’ onderbreekt moeder.
‘Van Alfen,’ zegt Hope, ‘da’s echt een ondier.’ Moeder bijt een hap af van haar ciabatta en zegt: ‘Je bent m’n engel, lieffie.’
‘Ik ga nog een cola halen,’ deelt Mila mee. Ze schuift haar stoel naar achteren en grijpt vaders portemonnee van tafel.
‘Mayo!’ bazuint vader over z’n schouder.
‘Spring!’ roept Mila vanaf de kassa. ‘Spring!’ – zij is de jongste dochter van de stukadoor en de hostess – ‘Wat wil jij drinken?
‘Niets!’ schreeuwt moeder terug. ‘Maar neem Red Bull mee voor onderweg.’
‘Hoeveel Red Bull?’
‘Wát?’
‘Mamma, hoevéél Red Bull?’
‘Weet ik veel!,’ schreeuwt moeder terug. ‘Vijf of zo.’
Twintig minuten later is het gezin Van Dam voldaan. Mila begint het afval te sorteren en wil de dienbladen stapelen.
‘Nee joh!’ berispt haar moeder. ‘Gewoon laten staan. Schoonmaken, dat moeten hún doen,’ zegt ze met een knik naar de jongen achter de kassa. Vader pakt de blikjes Red Bull en het gezin vertrekt naar de parkeergarage. Ze stappen in de auto, vader start de motor en Hope trekt een blikje Red Bull open. De Van Dammen zetten koers naar de Acaciastraat nummer 34. Vier straten verderop vliegt het eerste lege blikje uit de auto. ‘Daar heeft weer iemand een schoonmaakbaan aan,’ lacht moeder. Net na de oprit van de snelweg verklaart ze plotseling: ‘Patrick, ik voel me niet goed. Ik… ik moet schijten.’
‘Godver!’ tiert vader. ‘Kun je het inhouden?’
‘Nee, verdomme! Naar de kant!’
Vader stuurt de auto naar de vluchtstrook en trapt op de rem. Moeder duwt het portier open. Ze springt naar buiten, trekt haar broek omlaag en hurkt. De aanstormende politieauto ziet ze niet.
Vader belt het noodnummer.
‘Wat hebt u nodig?’ vraagt de telefoonstem.
‘Ambulance! Mijn vrouw is op de snelweg aangereden!’
‘Aha,’ zegt de telefoonstem. ‘Mooi. Werk aan de winkel. Ik stuur meteen de schoonmaakploeg.