Hooggeëerd publiek!
Even geleden spendeerden mijn collega’s en ik onze woensdagmiddag aan een studiedag. Onze stichting telt zeven scholen en alle juffen en meesters van die scholen werden opgetrommeld voor een middag die moest inspireren en activeren. Het geheel werd georganiseerd door het plaatselijke cultureel instituut. De workshops liepen uiteen van storytelling, muziek, dans, techniek tot een informatieve stadswandeling door het centrum. Want, zo werd ons in het voorwoord verteld, zo kun je werken aan verbinding tussen elkaar en tussen kinderen. De activiteiten uit de workshops zou je de volgende dag zó kunnen inzetten in je groep, schalde meerdere malen door de ruimte. Zou dit doel bereikt zijn?
Na de workshops mochten we plaatsnemen in de concertzaal voor de gezamenlijke afsluiting. We keken en luisterden naar een kwartet collega’s dat een voor een de regels van het lied ‘Berend Botje’ op zoveel mogelijk verschillende manieren ten gehore bracht. Daarna vertelde de directeur van onze stichting – zijn armen in een ovaal boven zijn hoofd – aan de koningin dat zij heel mooi was, maar dat Sneeuwwitje toch echt de mooiste van het land was. Ten slotte schreed de toneeldocente statig over het toneel met een fez op haar hoofd en een trom in haar hand. Het zaallicht was aan en de microfoon werkte niet, dus kon ik al rondkijkend genieten van een merkwaardig schouw- en hoorspel vanuit de zaal. Gezucht, gesteun, gemopper, gekreun. De optredens werden begroet met opgetrokken wenkbrauwen, ongemakkelijk getimed applaus en gefluisterde zinnen als ‘Ik had zoveel werk kunnen verzetten deze middag’. Al met al was de show van het publiek misschien wel interessanter dan die op het podium. De borrel achteraf werd matig bezocht. Dat betekende meer bier voor de harde kern, maar liet ook zien dat de verbinding nog niet helemaal was gelegd.
De parallel met de onderwijspraktijk is snel getrokken. De lessen op school beantwoorden lang niet altijd aan de behoeften of wensen van álle leerlingen. We proberen ons onderwijs zo passend mogelijk te maken, maar de mogelijkheden zijn beperkt. De kans bestaat dat de leerlingen door de lessen heen gaan zuchten, steunen, mopperen en kreunen. Dit gedrag keuren wij niet goed en wij smoren dit dan ook in de kiem door ze op hun storende gedrag te wijzen. ‘Je bent op school om iets te leren, dus let op!’ Wát een ongeïnteresseerd publiek hebben wij leerkrachten soms. Maar wie moet zijn gedrag dan aanpassen, de verzender of de ontvanger? Bekleden wij als hooggeëerd publiek exact dezelfde rol als leerlingen in een klas? Hebben wij als volwassen toeschouwers ook niet een zekere verantwoordelijkheid? Moeten kinderen in onze lessen netjes meedoen, ongeacht hun mening en gevoel, en mogen wij wél lekker zeuren en ongeïnteresseerd overal doorheen praten? Ik denk het niet. Iets met respect.